3HV - P3L7 - Keuzevoorzetsels 3: Samentrekkingen

3hv
Les 7 P4
Deutsch!
Gutentag
1 / 49
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3hv
Les 7 P4
Deutsch!
Gutentag

Slide 1 - Slide

Toets 4
havo & vwo: keuzevoorzetsels

vwo: 
adjektivdeklination



Slide 2 - Slide

Dit (lastige) gedeelte hoeven we niet te gebruiken.

Slide 3 - Slide

aan
op
achter
naast
tussen
voor
in / naar
over
onder
auf
an
hinter
in
neben
über
unter
vor
zwischen

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

3 wielen: een plaats-/tijdbepaling
sprake van een 'zich bevinden'

4 wielen: beweging / richting
sprake van 'een ergens heen gaan'

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wij springen het zwembad in.
Wir springen in ... Schwimmbad (o).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 10 - Quiz

Wij springen (op en neer) in het zwembad.
Wir springen .. ... Schwimmbad (o).
A
in das
B
in dem

Slide 11 - Quiz

Hij loopt het bos in.
Er läuft ... Wald (m).
A
in den
B
in dem
C
in das
D
im

Slide 12 - Quiz

Hij loopt in het bos.
Er läuft i ... Wald (m).
A
in dem
B
in den
C
in das
D
im

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Ich warte ... (bij het) Bahnhof (m).
A
bei der
B
bei den
C
beim
D
zum

Slide 15 - Quiz

Ik ga morgen naar de tandarts.
Ich gehe morgen ... Zahnarzt.

Slide 16 - Open question

Ik kreeg een compliment van de tandarts.
Ich bekam ein Kompliment ... Zahnarzt.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Welke naamval wordt in zin 1 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
Die Raustation fliegt im All herum.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamvak

Slide 19 - Quiz

Welke naamval wordt in zin 2 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
André Kuiper war ins All gereist.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

In de winter eet ik graag stamppot.
... Winter (?) esse ich gern Stamppot.

A
In der
B
In den
C
Im
D
Ins

Slide 22 - Quiz

Ik wil graag aan het raam zitten.
Ich möchte ... Fenster (o) sitzen.
A
ans
B
am

Slide 23 - Quiz

Wat gaat er mis :
Am meinem Geburtstag ...

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Wat is de correcte vertaling van
'over een uur'?
A
in einer Stunde
B
in einem Stunde
C
in eine Stunde
D
über eine Stunde

Slide 26 - Quiz

Hoe zeg je "voor 20 maart"
in het Duits?
A
für den 20. März
B
für dem 20. März
C
vor den 20. März
D
vor dem 20. März

Slide 27 - Quiz

Hoe zeg je 'een jaar geleden'
in het Duits?
A
einem Jahr nach
B
vor ein Jahr
C
vor einem Jahr
D
vor einen Jahr

Slide 28 - Quiz

Hoe zeg je 'op dinsdag 16 maart' in het Duits?
A
am Dienstag dem 16. März
B
an Dienstag den 16. März
C
am Dienstag die 16. März

Slide 29 - Quiz

Ich warte auf ... Bus (m).
A
dem
B
den

Slide 30 - Quiz

auf
dem
Bus

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Ich freue mich auf ... Sommerferien (mv)
A
die
B
den

Slide 33 - Quiz

Nimmst du an ... Unterricht (m) teil?
A
den
B
dem
C
der
D
das

Slide 34 - Quiz

Wis passen uns an ... Mode (v) an.
A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 35 - Quiz

Ich warte auf ... Post (v).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 36 - Quiz

Ich habe Angst vor ... (deze) harigen Spinnen.
A
diese
B
diesem
C
dieser
D
diesen

Slide 37 - Quiz

Was habt ihr über ... gesagt?
A
mich
B
mir

Slide 38 - Quiz

"Adjektive"
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 39 - Mind map

Bijvoeglijk naamwoord
→ zegt iets over een zelfstandig naamwoord
→ krijgt een uitgang,
   net zoals in het Nederlands
   het kleine meisje
   een klein meisje

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

oefenen
Je krijgt nu een reeks oefenvragen.
Houd je schema ernaast. 

Slide 42 - Slide

Oefenen in de eerste naamval
de oude man - der                              Mann

een witte hond  - ein                           Hund (m)

zijn lieve vrouw  - seine                          Frau (v)

uw kleine katje  - Ihr                              Kätzchen (o).
   
kleines
weißer
alte
liebe

Slide 43 - Drag question

Wat ben je toch een groot kind!
Was bist du doch ein ... Kind (o)!
A
groß
B
große
C
großes
D
großen

Slide 44 - Quiz

Er ist ein ... Freund!
A
gute
B
guter
C
gutes
D
guten

Slide 45 - Quiz

Ich habe einen ... Hund (m).
A
kleine
B
kleinen
C
kleines
D
kleiner

Slide 46 - Quiz

Er verkauft der ... Frau ein Kleid.
A
dicke
B
dicker
C
dicken
D
dickes

Slide 47 - Quiz

Ich gehe mit meinen ... Freunden.
A
neue
B
neuer
C
neues
D
neuen

Slide 48 - Quiz

Welche ... Schülerin hat mir geholfen?
A
liebe
B
liebes
C
liebes
D
lieben

Slide 49 - Quiz