4m - L8P2 - Keuzevoorzetsels 2: Samentrekkingen

   Deutsch!    

4m
Les 8 P2
Gutentag
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

   Deutsch!    

4m
Les 8 P2
Gutentag

Slide 1 - Slide

Planung
Dezember
SO2

im Januar:
Woche3/4: Schrijftoets 1
Toetsweek: Schrijftoets 2

P1 * : Dennis en Lesly


Slide 2 - Slide

Leerdoelen SO:
naamvallen: persoonlijk voornaamwoord
naamvallen: der-groep & ein-groep
naamvallen: keuzevoorzetsels
zinsvolgorde en interpunctie
hoofdlettergebruik

vraagwoorden
telwoorden
voegwoorden
algemene bijwoorden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

aan
op
achter
naast
tussen
voor
in / naar
over
onder
auf
an
hinter
in
neben
über
unter
vor
zwischen

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

"Ich fahre in der Schweiz."
"Ich fahre in die Schweiz."
Leg uit wat het verschil is....

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

3 wielen: een plaats-/tijdbepaling
sprake van een 'zich bevinden'

4 wielen: beweging / richting
sprake van 'een ergens heen gaan'

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

"Ich fahre in der Schweiz."
"Ich fahre in die Schweiz."
Leg uit wat het verschil is....

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Wij springen het zwembad in.
Wir springen in ... Schwimmbad (o).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 14 - Quiz

Wij springen (op en neer) in het zwembad.
Wir springen .. ... Schwimmbad (o).
A
in das
B
in dem

Slide 15 - Quiz

Hij loopt het bos in.
Er läuft ... Wald (m).
A
in den
B
in dem
C
in das
D
im

Slide 16 - Quiz

Hij loopt in het bos.
Er läuft i ... Wald (m).
A
in dem
B
in den
C
in das
D
im

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Ich warte ... (bij het) Bahnhof (m).
A
bei der
B
bei den
C
beim
D
zum

Slide 19 - Quiz

Ik ga morgen naar de tandarts.
Ich gehe morgen ... Zahnarzt.

Slide 20 - Open question

Ik kreeg een compliment van de tandarts.
Ich bekam ein Kompliment ... Zahnarzt.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Welke naamval wordt in zin 1 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
Die Raustation fliegt im All herum.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamvak

Slide 23 - Quiz

Welke naamval wordt in zin 2 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
André Kuiper war ins All gereist.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

In de winter eet ik graag stamppot.
... Winter (?) esse ich gern Stamppot.

A
In der
B
In den
C
Im
D
Ins

Slide 26 - Quiz

Ik wil graag aan het raam zitten.
Ich möchte ... Fenster (o) sitzen.
A
ans
B
am

Slide 27 - Quiz

Wat gaat er mis :
Am meinem Geburtstag ...

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Nimmst du an ... Unterricht (m) teil?
A
den
B
dem
C
der
D
das

Slide 31 - Quiz

Wis passen uns an ... Mode (v) an.
A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 32 - Quiz

Ich warte auf ... Post (v).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 33 - Quiz

Ich habe Angst vor ... (deze) harigen Spinnen.
A
diese
B
diesem
C
dieser
D
diesen

Slide 34 - Quiz

Was habt ihr über ... gesagt?
A
mich
B
mir

Slide 35 - Quiz