Werkwoordspelling

Werkwoordspelling



1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling



Slide 1 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Enkelvoud:
Ik-vorm na 'ik' en voor 'jij' (je): ik vind / vind je 
Ik-vorm bij gebiedende wijs: Kom!
Ik-vorm + t in de andere gevallen: je vindt / hij vindt / Julia vindt
Meervoud:
hele werkwoord (infinitief): we/jullie/ze/mijn vrienden vinden
Hulpmiddel: vervang het werkwoord door een vorm van 'lopen'.

Slide 2 - Slide

ZULLEN
tegenwoordige tijd:
ik zal
jij zult / zul jij (spreektaal: jij zal / zal jij)
u zult / zult u (spreektaal: u zal / zal u)
hij/zij zal
wij/jullie/zij zullen
verleden tijd:
ik/jij/hij zou
wij/jullie/zij zouden
 

Slide 3 - Slide

Willen
ik wil
je / jij / u wilt (zakelijke teksten)
wil jij
hij / deze meneer wil (!)


voltooid deelwoord: gewild


Slide 4 - Slide

pv verleden tijd
Sterke werkwoorden: veranderen van klank in de verleden tijd, je schrijft ze zo eenvoudig mogelijk.
Ida kijkt / keek in haar agenda. Ze vindt /vond wat ze zocht.
Zwakke werkwoorden:
Enkelvoud: ik-vorm + te / ik-vorm + de (blafte, reisde)
Meervoud: ik-vorm + ten / ik-vorm + den (juichten, beloofden)

Slide 5 - Slide

voltooid deelwoord
Heeft een hulpwerkwoord bij zich.
Eindigt op t, d of en.
Luister naar de klank als je langer maakt: het is gebeurd - gebeurde (je hoort 'd').
Bijvoeglijk gebruikt? Zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Je schrijft het zo kort mogelijk: vergrote foto / geschatte bedrag
Tegenwoordig deelwoord: infinitief + d: hij komt lopend.

Slide 6 - Slide

In welke zin is het werkwoord op de juiste manier geschreven?
A
Jij zal wel moe zijn na zo'n lange werkdag.
B
Jij zult wel moe zijn na zo'n lange werkdag.

Slide 7 - Quiz

Welk woord moet op de puntjes staan?
Mijn moeder heeft mijn kamer ............
A
stof gezogen
B
gestofzogen
C
gestofzuigd
D
gestofgezuigd

Slide 8 - Quiz

Welk woord moet op de puntjes staan?
Hij ....... er geen snars van.
A
geloofd
B
geloofdt
C
geloovt
D
gelooft

Slide 9 - Quiz


Wat gebeurt er met het werkwoord houden en lopen als je het in de verleden tijd zet? Hoe noemen we deze werkwoorden?

Slide 10 - Mind map

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft toen al zijn misstappen aan de politie ...........(bekennen)
A
bekent
B
bekend
C
gebekend
D
verkend

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Wanneer ben jij ............ ? (verhuizen)
A
verhuisd
B
geverhuisd
C
verhuist
D
verhuizd

Slide 12 - Quiz

Nu Nederlands: Gram 3
Maak de opdrachten die klaarstaan bij Planning
In je online licentie
Werk individueel, in stilte en geconcentreerd! 
15 minuten
Klaar? Maak een mindmap van de geleerde stof of vat samen!
 https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/

Slide 13 - Slide