Voorbereiding

Pak pen en papier
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak pen en papier

Slide 1 - Slide

14.1 Werken met hefbomen
Een hefboom vergroot je kracht.
Een hefboom heeft altijd een draaipunt.







Slide 2 - Slide

14.1 Werken met hefbomen

Slide 3 - Slide

14.1 Werken met hefbomen

Slide 4 - Slide

14.1 Werken met hefbomen

Slide 5 - Slide

14.1 Werken met hefbomen
Enkele hefboom

Slide 6 - Slide

14.1 Werken met hefbomen
Dubbele hefboom

Slide 7 - Slide

14.2

Slide 8 - Slide

De spierkracht is  5 x kleiner, omdat de arm van de man 5 x groter is dan die van de zwaartekracht.

Slide 9 - Slide

De kracht in de kabel moet dus minimaal 0,32 kN zijn.
Gebruik de momentenwet om F1 uit te rekenen. Er is evenwicht dus geldt: 
                          M1 = M2
                     F1 x l1 = F2 x l2
                   F1 x 2.5 = 0,8 x 1

                   F1 = 0,8 : 2,5 = 0,32

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Gegeven         Fz = 2.5 kN
                          l1   = 1.1 m
                          Fs = ?
                          l2  = 2.9 m
Gevraagd       Fs in Kn
Oplossing        F1 x l1 = F2 x l2
                         2.5 x 1.1 = F2 x 2.9
                              2.75 = F2 x 2.9
                      2.75 : 2.9 = 0.95 kN

                            
Fs is dus    0.95 kn

Slide 12 - Slide

14.3

Slide 13 - Slide

Hijsen met een takel
Een los katrol verminderd de kracht met het aantal touwen dat wordt gebruikt.

De afstand van de touwen wordt daarmee wel vergroot.

Winst en verlies

Slide 14 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
De takel in afb.4 heeft zes katrollen.
Alfons heeft een last van 75 kg en wil deze met een takel 8,0 m omhooghijsen.
Bereken met hoeveel kracht Alfons aan het touw moet trekken (Fs) en 
hoeveel meter touw hij moet inhalen.
Het voorwerp hangt aan zes stukken touw, dus n = 6.    
gegevens
m = 75 kg
h = 8,0 m
gevraagd
Fs = ? N



Slide 15 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
De takel in afb.4 heeft zes katrollen.
Alfons heeft een last van 75 kg en wil deze met een takel 8,0 m omhooghijsen.
Bereken met hoeveel kracht Alfons aan het touw moet trekken (Fs) en 
hoeveel meter touw hij moet inhalen.
Het voorwerp hangt aan zes stukken touw, dus n = 6.    
gegevens
m = 75 kg
h = 8,0 m
gevraagd
Fs = ? N



Fz = m · g = 75 × 10 = 750 N
De benodigde spierkracht is Fs =Fz/N= 750/6= 125 N.

Het aantal meters touw is h · n = 8,0 × 6 = 48 m.


Slide 16 - Slide

14.4

Slide 17 - Slide

Druk
druk =      kracht
              oppervlakte
p=AF

Slide 18 - Slide

Oefenvraag druk
Mootje is 20 kg en heeft een ketting om van 15 kg. Zijn uggs hebben elk een oppervlakte van 250 cm2.

- Hoe groot is de druk die Mootje op de grond uitoefent als hij met beide schoenen op de grond staat? Reken de druk uit in 
N/cm2 en schrijf de berekening op.

- Reken de druk om naar Pa.

Slide 19 - Slide

Draaipunt en (last)arm/kracht

Slide 20 - Slide

Moment
- Berekenen
- In evenwicht brengen
- (kilo)gram -> Newton / kN 
- Afstand cm -> meter

Slide 21 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
De takel in afb.4 heeft zes katrollen.
Alfons heeft een last van 75 kg en wil deze met een takel 8,0 m omhooghijsen.
Bereken met hoeveel kracht Alfons aan het touw moet trekken (Fs) en 
hoeveel meter touw hij moet inhalen.
Het voorwerp hangt aan zes stukken touw, dus n = 6.    
gegevens
m = 75 kg
h = 8,0 m
gevraagd
Fs = ? N



Fz = m · g = 75 × 10 = 750 N
De benodigde spierkracht is Fs =Fz/N= 750/6= 125 N.

Het aantal meters touw is h · n = 8,0 × 6 = 48 m.


Slide 22 - Slide