Hoofdstuk 5 Lezen & woordenschat

Herhaling vorige les (10 min.)
&  je leert bekende woorddelen 
van onbekende woorden vinden.
Hoofdstuk 5 > woordenschat, blz. 128
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herhaling vorige les (10 min.)
&  je leert bekende woorddelen 
van onbekende woorden vinden.
Hoofdstuk 5 > woordenschat, blz. 128

Slide 1 - Slide

Leerdoel (25 min.)
Aan het eind van de les weet je: 
op welke manieren je achter de betekenis kan komen van woorden die je niet kent.
Aan het eind van de les kan je: 
als je de betekenis van een woord niet kent, op zoek gaan naar een bekend deel van het woord.

Slide 2 - Slide

Welke tekstdoelen
ken je?

Slide 3 - Mind map

Welke tekstsoorten
ken je?
Bijv. recept

Slide 4 - Mind map

Noem een tekstdoel met bijbehorend tekstsoort?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Link

Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord. Dat kan bij:
• woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. Bijvoorbeeld: inkoopmedewerker. Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop. 

• woorden met een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: ongezond. Je weet dat -on hetzelfde is als niet of zonder. Ongezond betekent dus: niet gezond.

• woorden met een achtervoegsel. Bijvoorbeeld: naamloos. Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder. Naamloos betekent dus dat iets zonder naam is, het heeft geen naam.


Zo zoek je een bekend woorddeel
• Kijk welke delen van het woord jij al kent.
• Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.
• Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos.

Slide 7 - Slide

Geef een voorbeeld van een samengesteld woord?

Slide 8 - Open question

Wat is de betekenis van het woord
stoelverwarming

Slide 9 - Open question

Geef een voorbeeld met een woord met een voorvoegsel?

Slide 10 - Open question

5. Zoek een bekend woorddeel. (let op woorden met een voorvoegsel zoals on- en her- ). Wat is de betekenis van het woord herinrichting?
De herinrichting van mijn slaapkamer was een hele klus.
A
verhuizing
B
verven
C
opnieuw inrichten
D
schoonmaken

Slide 11 - Quiz

Geef een voorbeeld van een woord met een achtervoegsel?

Slide 12 - Open question

5. Zoek een bekend woorddeel. (let op woorden met een achtervoegsel zoals -loos en -vol). Wat is de betekenis van het woord smakeloos?
We betaalden veel geld in het restaurant, maar het eten was smakeloos.
A
zonder smaak
B
koud
C
pittig
D
te zout

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord
herlezen

Slide 14 - Open question

Woordenschat -
samengestelde woorden,
voorvoegsels en achtervoegsels
A
ik vind het nog moeilijk
B
ik vind het nog een beetje moeilijk
C
ik snap het bijna
D
ik snap het

Slide 15 - Quiz

Tijd over.....5 min.
Maak de startopdracht. 
Wie maakt de langste woordenslang in twee minuten?
Voorbeeld: spinnenweb - webwinkel - winkelwagen - wagen...

Huiswerk voor volgende week dinsdag:
Maken opdracht 1 en 2, blz. 128/129

Succes!

Slide 16 - Slide