Nederlands 2A- IOP
1 / 16
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
waar denk je aan bij woordenschat?
Slide 2 - Mind map
Wat leer je in het boek bij lezen?
Slide 3 - Mind map
Wat wordt er bedoeld met taalverzorging?
Slide 4 - Mind map
De generatie betekend ?
A
Een groep mensen die in eenzelfde periode is geboren
B
Wat je gewend bent om te doen
C
Een kenmerk van iemand
D
Iemand die je kent
Slide 5 - Quiz
Welke afbeelding past er bij het woord relatie?
Slide 6 - Open question
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Slide 7 - Open question
Hoe begin je een gesprek?
A
Je noemt de dag en tijd
B
Je zegt gedag
C
Je stelt een openingsvraag
D
Je noemt je naam
Slide 8 - Quiz
Schrijf een voorbeeldzin waar het woord 'blessure' in voorkomt
Slide 9 - Open question
Lidwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord
Voorzetsel
Zaterdag
hebben
we
een
lange
rit
naar
het
mooie
strand
gemaakt.
Slide 10 - Drag question
Wat is het voorzetsel?
De oude kat sprong op de kast
De oude kat sprong op de kast
A
kast
B
sprong
C
op
D
de
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Video
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De oude kat sprong op de kast.
De oude kat sprong op de kast.
A
oude
B
kat
C
op
D
kast
Slide 13 - Quiz
Het bewijs dat je betaald hebt om regelmatig ergens gebruik van te maken.
De vaste tijd waarop treinen, trams of bussen rijden.
Als je door omstandigheden later aankomt dan normaal.
De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.
Iets (een middel) waarmee je je verplaatst.
Het abonnement
De dienstregeling
De vertraging
De spits
Het vervoermiddel
Slide 14 - Drag question
Welke uitnodiging stuur je als je iemand voor je verjaardagsfeest uit wilt nodigen?
