aanhalingstekens

Leestekens
Aanhalingstekens
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Leestekens
Aanhalingstekens

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

kom gauw jeroen zit in de kantine
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
HOOFD-
LETTER
.
.
?
?
!
!
,
,

Slide 9 - Drag question

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens
B
Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 10 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens?
A
Als jij niet gaat wil ik ook niet.
B
Ik heb hoofdpijn dus ik blijf thuis.
C
Waarom eet jij nooit bananen?
D
Hoe groot is jullie auto.

Slide 11 - Quiz

In een zin met leestekens eindigt een zin met ...
A
aanhalingstekens
B
een komma
C
een dubbele punt
D
een punt

Slide 12 - Quiz

Staan de leestekens goed?
Jamie zei: 'Pas op voor het overstekende verkeer!'
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Leestekens: een zin eindigt met ...
A
aanhalingstekens
B
een komma
C
een dubbele punt
D
een punt

Slide 14 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 15 - Quiz

Waar staan de leestekens op de goede plaats?
A
Hij vindt het nooit saai want, de ene keer wordt er hard geschreeuwd en soms hoor je niets
B
Hij vindt het nooit saai, want de ene keer wordt er hard geschreeuwd, en soms hoor je niets.
C
Hij vindt het nooit saai, want de ene keer wordt er hard geschreeuwd en soms hoor je niets.
D
Hij vindt het nooit saai, want de ene keer wordt er hard geschreeuwd, en soms hoor je niets.

Slide 16 - Quiz

Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 17 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 19 - Quiz

In welke zin staan de leestekens NIET goed?
A
Sorry, ik snap het niet.
B
Ik dacht: dat hij gelijk had
C
Ik volg de les, omdat het interessant is.
D
Doe die deur dicht!

Slide 20 - Quiz

leestekens zijn:
A
alleen hoofdletters
B
hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
C
punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's,
D
A,B en C zijn juist

Slide 21 - Quiz

In welke zin staan de leestekens juist?
A
'Het is best lastig': zei Lisa.
B
'Het is best lastig' zei Lisa.
C
'Het is best lastig,' zei Lisa.
D
'Het is best lastig.' zei Lisa.

Slide 22 - Quiz

Wat is goed geschreven? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
's Morgens spreken we een uur lang engels.
B
's Morgens spreken we een uur lang Engels.
C
s' Morgens spreken we een uur lang Engels.
D
'S morgens spreken we een uur lang Engels.

Slide 23 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens?
A
Hij zei: Ik heb geen zin om op te staan.
B
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan'.
C
Hij zei 'Ik heb geen zin om op te staan.'
D
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan.'

Slide 24 - Quiz

Waar zijn de leestekens op de juiste manier weergegeven?
A
Ze vroeg: "wanneer gaan wij elkaar weer zien?"
B
Ze vroeg : "Wanneer gaan wij elkaar weer zien?"

Slide 25 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens goed gebruikt?

A
Tessa zei: "Ik kom iets later.
B
"Dat is al de derde keer", zuchtte hij
C
Hij vroeg: "Mag ik je nummer?"
D
"Vind je me echt leuk, vroeg ze.

Slide 26 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Neem je ook koffie, brood, en melk mee?
B
Ik ga morgen vragen hoe ik dit moet oplossen.
C
Waarom ga je niet lekker voetballen?
D
Kun je me uitleggen hoe ik dit op moet lossen?

Slide 27 - Quiz

Welke zin kloppen de leestekens?
A
Hij zei: Ik heb geen zin om op te staan.
B
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan'.
C
Hij zei 'Ik heb geen zin om op te staan.'
D
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan.'

Slide 28 - Quiz

In welke zin staan alle hoofdletters en leestekens goed?
A
Fatima vroeg: ga je mee naar het zwembad?
B
Dirk zei tegen zijn broer dat hij naar het park ging.
C
Wij hebben met pasen een brunch met de familie.
D
'Zijn er nog voldoende mondkapjes', vroeg de arts.

Slide 29 - Quiz

Staan de leestekens goed in deze zin?

Zodra ik wakker word, check ik mijn Instagram en bekijk ik mijn appjes.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

6. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?

De appelkweker zei: deze appels smaken friszuur.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

8. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?

‘Patrick antwoordde dat hij gek is op Afrikaanse schilderkunst.’

A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

7 In welke zin kloppen de hoofdletters en leestekens?
A
Hij vroeg: Ga je mee, Lina?
B
Hij vroeg: 'Ga je mee Lina?'
C
Hij vroeg: 'ga je mee, Lina?'
D
Hij vroeg: 'Ga je mee, Lina?'

Slide 33 - Quiz

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 34 - Drag question

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 35 - Drag question

Slide 36 - Slide