Globalisering - de basis

Wereld en globalisering 
- de basis
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wereld en globalisering 
- de basis

Slide 1 - Slide

(globalisering)
Wat is de belangrijkste reden voor economische globalisering?
A
Bedrijven willen zo goedkoop mogelijk maken van producten
B
Mensen willen graag een nieuwe taal leren
C
Mensen trekken van het platteland naar de stad
D
Bedrijven zoeken graag het mooie weer op

Slide 2 - Quiz


Wat heeft geen verband met ontwikkelingsgraad?
A
scholingsgraad
B
bevolkingsdichtheid
C
dalend sterftecijfer

Slide 3 - Quiz

welke conclusie is hieruit te halen?
A
steden zijn armer dan plattelandsgebieden
B
steden zijn rijker dan plattelandsgebieden
C
er is geen inkomensverschil tussen platteland en stad.

Slide 4 - Quiz

Wat is vrijhandel?
A
Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
B
Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
C
een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
D
een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren

Slide 5 - Quiz

Wat is geen externe ontwikkelingsfactor?
A
politiek systeem
B
Rol in wereldeconomie
C
Koloniaal verleden
D
Samenwerkingen zoals EU / NAFTA

Slide 6 - Quiz

Wat is de titel van deze kaart?
A
Handelskolonialisme
B
Industrieel handelskolonialisme
C
Dekolonisatie
D
Exploitatiekolonie

Slide 7 - Quiz

Wat is geen vestigingsfactor?
A
Aanwezigheid van een afzetmarkt
B
Goed geschoolde mensen
C
Aanwezigheid van grondstoffen
D
Elkaar aantrekkende bedrijven

Slide 8 - Quiz

Welk onderdeel van wereldsysteem hoort bij deze bevolkingsgrafiek?
A
periferie
B
semiperiferie
C
centrum

Slide 9 - Quiz

Welk soort industrie vinden wij alsnog in de ontwikkelde delen van Europa?
A
arbeidsintensieve industrie
B
kapitaalintensieve industrie
C
laagwaardige industrie
D
hoogwaardige industrie

Slide 10 - Quiz

Welke vorm hoort bij deze bevolkingsgrafiek?
A
piramide
B
granaat
C
urn

Slide 11 - Quiz

In welk land is de ongelijkheid het kleinst?
A
Land A
B
Land B

Slide 12 - Quiz

Dankzij het feit dat India een kolonie was van Groot-Brittannië, heeft het
A
Goede connecties met Engelse bedrijven
B
een bevolking die Engels spreekt.
C
Een afzetmarkt voor Indiase producten in GB
D
veel migrantengelden vanuit GB naar India

Slide 13 - Quiz

Welk land zien jullie hier?
A
Oostenrijk
B
Zwitserland
C
Italië
D
Tsjechië

Slide 14 - Quiz


A
IJsland
B
Zweden
C
Finland
D
Noorwegen

Slide 15 - Quiz

Dekolonisatie is het
A
soeverein worden van een vroege kolonie
B
het bezetten van een overzees gebied
C
zelfstandig worden van een deelstaat
D
overdragen van de macht een lid van de triade

Slide 16 - Quiz

Wat is een MNO?
A
Een multinationale plek
B
Een bedrijf met vestigingen in meerdere landen
C
Een gebied waar buitenlandse bedrijven mogen vestigen
D
Een bepaalde handelsverdeling

Slide 17 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van tijd-ruimte compressie?
A
De afstand van Hilversum naar Amsterdam is 30 km
B
Mijn nieuwe Nikes uit de VS komen morgen aan.
C
Morgen vlieg ik in 8 uur tijd naar New York
D
Ik ga met mijn ouders een week naar Bali in de voorjaarsvakantie.

Slide 18 - Quiz

De relatieve afstand is
A
de berekende afstand
B
de hoeveelheid tijd, geld en moeite die het kost om van A naar B te gaan
C
de afstand hemelsbreed
D
zoals de vogel vliegt

Slide 19 - Quiz

Door betere vervoermiddelen wordt de relatieve afstand....
A
Groter
B
Hetzelfde
C
Kleiner
D
Minder goed

Slide 20 - Quiz

Noteer het verband tussen verstedelijkingsgraad en ontwikkelingsgraad.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Wat is het verband tussen complexiteitsindex en bnp/hoofd van een land?

Slide 23 - Open question

Welk MINT-land is het armst?

Slide 24 - Open question

Welke landenverzameling is gemiddeld complexer?

Slide 25 - Open question

Welk van de BRIC-landen past eigenlijk in het centrum van het wereldsysteem.

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link