IMPACT leerjaar 2 - nr 1 week 22

1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is jouw gouden tip
voor het leren van voca?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

nu de werkwoorden!
Je hebt regelmatige ww
en onregelmatige ww

Van de regelmatige zijn er drie groepen
De grootste groep zijn de werkwoorden op -er

Slide 10 - Slide

eerst de tegenwoordige tijd
HET NU!
de PRÉSENT!

Slide 11 - Slide

Kies de juiste vorm:
(parler) jij praat
A
tu parler
B
tu parle
C
tu parles

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm:
(habiter) hij woont
A
il habiter
B
il habite
C
il habitez

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vorm:
(organiser) wij organiseren
A
nous organiser
B
nous organise
C
nous organisons

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

VORIGE DIA: OOK DE VERLEDEN TIJD!
toen !
de passé composé !
TWEE delen !

Slide 16 - Slide

De passé composé bestaat uit:
een hulpwerkwoord
IK HEB
en een voltooid deelwoord
GEGETEN
Bij de regelm.ww op -er eindigt het voltooid deelwoord altijd op
=>  J'ai  mangé

Slide 17 - Slide

Kies de juiste vertaling:
wij hebben geluisterd
A
nous écoutons
B
nous avons écouté
C
elle a écouté

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste vertaling:
zij hebben gereisd
A
Ils ont voyagé
B
Ils ont voyager
C
Ils voyagent

Slide 19 - Quiz

Oké, je moet dus ook goed het hulpwerkwoord weten!
Meestal is dat een vorm van hebben = avoir
j'ai
tu as
il a
nous avons
vous avez
ils ont

Slide 20 - Slide

Geef de juiste vertaling
(organiser) ik heb georganiseerd

Slide 21 - Open question

Geef de juiste vertaling
(jouer) zij heeft gespeeld

Slide 22 - Open question

Let op: een onregelmatig ww heeft vaak een onregelmatig voltooid deelwoord
Bijvoorbeeld:
doen/maken = FAIRE     gedaan/gemaakt = FAIT
Nous avons fait un exercice.
hebben = AVOIR     gehad = EU
J'ai eu un problème.
zijn = etre     geweest = ÉTÉ
Ils ont été à Paris = Zij zijn in Parijs geweest. 

Slide 23 - Slide

Kies de juiste vertaling:
Wij hebben ons huiswerk gemaakt.
A
Nous avons fait nos devoirs
B
Nous avons faire nos devoirs.
C
Nous avons fairé nos devoirs.

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste vertaling:
Ik ben op school geweest.
A
Je suis été à l'école.
B
J'ai été à l'école.

Slide 25 - Quiz

Maak nu online ex 16A van U1
Pak eventueel je boek A erbij op p.24

Hierna doen we ex 16B gezamelijk online. Ik deel mijn scherm


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Maak nu online ex 16C + D

Slide 31 - Slide

Je moet ook een paar
onregelmatige werkwoorden
leren bij U1:
avoir + etre = herhaling uit klas 1
partir en sortir  = nieuw

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Maak nu ook ex 8 a,b,c van U1!
JOUW WERK DEZE WEEK
Leer A1 van U1 én U2
Leer de eerste 6 zinnen van het stencil
Maak van U1 ex 8 a t/m c en 16 a t/m d 
=> leer passé composé; de ww: avoir, etre, sortir, partir

Slide 36 - Slide