Werkwoorden (splitsbaar en VD)

Goedemiddag 2K2
Open 3 tabbladen:
LessonUp - Methode Nederlands 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemiddag 2K2
Open 3 tabbladen:
LessonUp - Methode Nederlands 

Slide 1 - Slide

1. Korte uitleg: werkwoordvormen 
2. Oefenen Nederlands methode opdr. 1.9 
3. It's Learning werkblad


1. Korte uitleg: splitsbare werkwoorden
2. Oefenen Nederlands methode opdr.2.5
3. It's Learning werkblad

Slide 2 - Slide

                                        Werkwoorden
                                          3 vormen
1. Hele werkwoord:                                       lopen
Wij gaan zo naar school lopen.

2. Persoonsvorm:                                          loopt
Hij loopt naar school.

3. Voltooid deelwoord:                                gelopen
Wij zijn naar school gelopen.

Slide 3 - Slide

Hij zal de wedstrijd WINNEN
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quiz

Zij heeft erg snel GEFIETST
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Zij HEEFT erg snel gefietst
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

De klas WIL graag naar huis
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Hij zal straks alleen naar huis LOPEN
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Aan de slag!
Nederlands methode --> Blok 3
Spelling --> Opdr. 3.7

timer
5:00

Slide 9 - Slide

Wat is een splitsbaar werkwoord?

Slide 10 - Mind map

Aantekening: splitsbaar werkwoord
Het splitsbaar werkwoord is in een zin gesplitst in twee delen.

Ze staan gescheiden in een zin, maar horen wel bij elkaar (werkwoordelijk gezegde). voorbeelden:

aankleden                                    Ik kleed mij aan.
nazeggen                                     Zij zegt mij na.
opeten                                           Wij eten het op.

Slide 11 - Slide

Welk werkwoord kan je opsplitsen (en is dus een splitsbaar werkwoord)?
A
Verblijven
B
Nakijken
C
Voetballen
D
Tekenen

Slide 12 - Quiz

Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)?
Zij trekt een leuk jurkje aan.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)

Slide 13 - Quiz

Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)?
Zij staat aan de rand van het meer.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
Nederlands methode --> Blok 1 en 2
Spelling --> afmaken! 
Oefenen voor SO.
Tot 

Slide 15 - Slide

Lezen
- Volgende week dinsdag: boek bij je hebben!
- Lezen in de les (dus iedere les boek bij je)
- Bieb, boeken van school
- Lezenvoordelijst.nl

Slide 16 - Slide

Voorlezen
Kort verhaal

Slide 17 - Slide

Opdracht
Maak een foto van jezelf waarin je een situatie in het verhaal nadoet/tegenkomt
Morgen aan het begin van de les laten zien!

Slide 18 - Slide