4.7-grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

•   Je kent de trappen van vergelijking en weet wanneer je als of dan moet gebruiken. 
• Je weet wat splitsbare werkwoorden zijn.
•  Je kent het verschil tussen een splitsbaar werkwoord         en een voorzetsel.

Grammatica

Groter dan / even groot als

Regels

Gebruik dan na:	Gebruik als na:
vergrotende trap (meer dan)	net zo en even

Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan.

Je noemt dan beide delen een werkwoord.

voorbeelden:

opschrijven. Ik schrijf dit op.

uitnodigen. Ik nodig jou uit.

Als je twijfelt gebruik je het zinnetje "Ik.....

afmaken. Ik maak dat af.

uitlezen. Ik lees dat boek uit.

besluiten. Dat is gisteren besloten.

Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is.

Ik zit op de tafel       hele werkwoord= zitten

                                     voorzetsel= op

Let eens goed op     hele werkwoord=opletten. 

                                     Is het een splitsbaar werkwoord of voorzetsel? Het is dus een                                         deel van een splitsbaar werkwoord.

Noteer de splitsbare hele werkwoorden.
1. Jullie halen toch geen kattenkwaad uit?
2. Geef nooit op.
3. Keek jij nou bij haar af?

(invullen) Sarah...................... het antwoord ......................
(opmaken)Mijn moeder...................mijn bed...................
(uitgeven) Hoeveel geld.......jullie.........in de vakantie?

splitsbaar

niet splitsbaar

afmaken

ophalen

nadoen

omcirkelen

besluiten

uitlezen

achterhalen

noteren

Je ziet het woordje uit staan. Bij welke woordsoorten kan dit horen.

Schrijf DRIE voorzetsels op?

Hieronder nogmaals uitlegfilmpjes. Als je het even niet meer weet, kijk terug.

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
meeste =

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
smarthphones=

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
hebben =

Vul in (lw) lidwoorden, bn (bijvoeglijk naamwoord, zn (zelfstandig naamwoord), vz (voorzetsels), ww (werkwoorden) of tw (telwoord).
De meeste smarthphones hebben geen lange levensduur.
levensduur =

Aan de slag

Maak het werkblad