1 - Denk aan de structuur : welke woorden wil jij gebruiken? Wat wil jij zeggen?
2 - Denk klein : je hoeft niet om lange zinnen te maken. Maak makkelijkere en kleinere zinnen.
3 - Let op spellingsfouten!
4 - Check altijd de grammatica : uitgangen, woordvolgorde, lidwoorden, plek van het bijvoeglijk voornaamwoord..
5 - Voor het einde van de toets : lees je tekst nog een keer. Begrijp je goed wat je hebt geschreven?