17 juni: herhalen les 10, 17, 32

Welkom klas!

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Welkom klas!

Slide 1 - Slide

Op tafel:
  • laptop (dicht op tafel)
  • map
  • pen
Welkom havo 3B
timer
2:30
  • Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel óf in je tas en daar blijft 'ie dan ook.
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.

Slide 2 - Slide

Op tafel:
  • laptop (dicht op tafel)
  • map
  • pen
Welkom havo 3B
timer
2:30
  • Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel óf in je tas en daar blijft 'ie dan ook.
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.

Slide 3 - Slide

Vandaag maandag 17 juni: 
Lessen PTO 4
Herhalen les 10, 17, 32

Slide 4 - Slide

PTO 4
Schrijfvaardigheid: les 10, 24, 25, 26, 39, 40
Leesvaardigheid: les 17, 32
Taalverzorging: les 35
+ werkbladen recensie 

Slide 5 - Slide

Les 35
  • Welke spreekwoorden moet je kennen? 
  • En waar kun je ze vinden?

Slide 6 - Slide

Leer 20 spreekwoorden met betekenis
(deze staan op Teams)
Aan de bel trekken
De appel valt niet ver van de boom
De bokkenpruik op hebben
De hond in de pot vinden
De kaas niet van het brood laten eten
De vuile was buiten hangen
Een speld in een hooiberg zoeken
Eieren voor je geld kiezen
Gegeven paard niet in de mond kijken
Haantje de voorste zijn

Het paard achter de wagen spannen
Het varkentje wassen
Je als een vis op het droge voelen
Lachen als een boer met kiespijn
Oude koeien uit de sloot halen
Over het paard getild zijn
Peentjes zweten
Praten over koetjes en kalfjes
Wat de boer niet kent, dat eet hij niet
Wie wind zaait, zal storm oogsten

Slide 7 - Slide

Welke spreekwoorden zie je?
Bij het oudergesprek spraken de leraar, het kind en de ouder over de huidige cijfers van het kind. De leraar vond dat het niet langer zo kon doorgaan en trok aan de bel. Al moest de leraar nog wat oude koeien uit de sloot halen, hij waste het varkentje mooi wel. De leerling had duidelijk de bokkenpruik op en zag eruit alsof hij zich als een vis op het droge voelde.  

Slide 8 - Slide

Welke spreekwoorden zie je?
Bij het oudergesprek spraken de leraar, het kind en de ouder over de huidige cijfers van het kind. De leraar vond dat het niet langer zo kon doorgaan en trok aan de bel. Al moest de leraar nog wat oude koeien uit de sloot halen, hij waste het varkentje mooi wel. De leerling had duidelijk de bokkenpruik op en zag eruit alsof hij zich als een vis op het droge voelde.  

Slide 9 - Slide

Bij het PTO:
spreekwoorden uit een tekst halen
en: 
de betekenis opschrijven bij het spreekwoord (dat je nog een keer opschrijft)

Slide 10 - Slide

Les 17 en 32

Slide 11 - Slide

Termen 
Termen die je moet kennen én moet kunnen gebruiken:

  • Standpunt
  • Stelling
  • Argument
  • Weerlegging

Slide 12 - Slide

Termen
Stelling:
>> Scholieren moeten verplicht zes dagen naar school.

Standpunt: iets wat je vindt.
>> Ik vind dat scholieren verplicht zes dagen naar school moeten.

Let op: geen vraagzin maken! = niet doen!
Fout voorbeeld: Heeft de Nederlandse jeugd het zwaar?


Slide 13 - Slide

Stelling:
In klassen waar gepest wordt, moeten alle leerlingen daarvoor gelijke straf ontvangen.


Schrijf de stelling om tot een standpunt.



timer
2:00

Slide 14 - Slide

Termen 
Argument/reden: hiermee onderbouw je je mening/standpunt.
Herken je aan: want, doordat, omdat, ten eerste, tot slot.
Voorargumenten vs. tegenargumenten

Weerlegging
= Bewijzen dat iets (= argument) niet klopt.
= Tegen het tegenargument zijn + argumenten

Slide 15 - Slide

Bedenk een argumenten voor of tegen bij de stelling:

Standpunt: 
Ik vind dat in klassen waar gepest wordt, alle leerlingen daarvoor gelijke straf moeten ontvangen.

>> Schrijf de argumenten op in je schrift/map.
Signaalwoorden waarmee je begint: Ten eerste ...


timer
4:00

Slide 16 - Slide

Termen 
Feitelijke uitspraak: je kunt controleren of het klopt.
Niet-feitelijke uitspraak: je kunt niet bewijzen dat het klopt.
Kritische lezer: controleert of iets klopt. Er worden meerdere en  verschillende bronnen gebruikt.
versus niet-kritische lezer: die neemt alles aan voor waarheid. 
Een betoog: een debat op papier (uitgeschreven, maar niet in spreektaal). 

Slide 17 - Slide

Termen 
Enkelvoudige argumentatie:

Standpunt/mening - argument 1

Meervoudige argumentatie
Standpunt/mening - argument 1 - argument 2 - argument 3



Slide 18 - Slide

Overtuigende teksten
Enkelvoudige argumentatie
één argument geven.

Meervoudige argumentatie
meerdere argumenten geven. 
<<< cartoon

Slide 19 - Slide

Les 10

Slide 20 - Slide

Tekst bestaat uit:
  • Titel
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot

Slide 21 - Slide

Tekst bestaat uit:
  • Titel
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Opbouw van een tekst:
Titel

Inleiding
  • lezer nieuwsgierig maken / anekdote
  • vertel waar de tekst over gaat




Middenstuk
  • argument 1
  • argument 2
  • tegenargument + weerlegging
  • Per argument een nieuwe alinea

Slot
  • Heel korte samenvatting van het middenstuk
  • Rond je verhaal af, bijv. met een uitsmijter 

Slide 24 - Slide

Termen (les 17, 32)
Een betoog: een debat op papier (uitgeschreven, maar niet in spreektaal). 






  • Inleiding
  • Kern: argument 1, argument 2, tegenargument + weerlegging, argument 3
  • Slot + uitsmijter

Slide 25 - Slide

Bedenk twee argumenten voor en een tegen bij de stelling:

Muziek met vrouwonvriendelijke teksten moet geweerd worden van (online) media.

Schrijf de stelling om tot een standpunt.
Schrijf de argumenten op in je schrift/map.


timer
3:00

Slide 26 - Slide

Heel veel succes!
woensdag 19 juni!

Slide 27 - Slide