Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel óf in je tas en daar blijft 'ie dan ook.
Jas uit en over je stoel.
Tas van tafel.
Slide 2 - Slide
Op tafel:
laptop (dicht op tafel)
map
pen
Welkom havo 3B
timer
2:30
Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel óf in je tas en daar blijft 'ie dan ook.
Jas uit en over je stoel.
Tas van tafel.
Slide 3 - Slide
Vandaag maandag 17 juni:
Lessen PTO 4
Herhalen les 10, 17, 32
Slide 4 - Slide
PTO 4
Schrijfvaardigheid: les 10, 24, 25, 26,39, 40
Leesvaardigheid: les 17, 32
Taalverzorging: les 35
+ werkbladen recensie
Slide 5 - Slide
Les 35
Welke spreekwoorden moet je kennen?
En waar kun je ze vinden?
Slide 6 - Slide
Leer 20 spreekwoorden met betekenis
(deze staan op Teams)
Aan de bel trekken
De appel valt niet ver van de boom
De bokkenpruik op hebben
De hond in de pot vinden
De kaas niet van het brood laten eten
De vuile was buiten hangen
Een speld in een hooiberg zoeken
Eieren voor je geld kiezen
Gegeven paard niet in de mond kijken
Haantje de voorste zijn
Het paard achter de wagen spannen
Het varkentje wassen
Je als een vis op het droge voelen
Lachen als een boer met kiespijn
Oude koeien uit de sloot halen
Over het paard getild zijn
Peentjes zweten
Praten over koetjes en kalfjes
Wat de boer niet kent, dat eet hij niet
Wie wind zaait, zal storm oogsten
Slide 7 - Slide
Welke spreekwoorden zie je?
Bij het oudergesprek spraken de leraar, het kind en de ouder over de huidige cijfers van het kind. De leraar vond dat het niet langer zo kon doorgaan en trok aan de bel. Al moest de leraar nog wat oude koeien uit de sloot halen, hij waste het varkentje mooi wel. De leerling had duidelijk de bokkenpruik op en zag eruit alsof hij zich als een vis op het droge voelde.
Slide 8 - Slide
Welke spreekwoorden zie je?
Bij het oudergesprek spraken de leraar, het kind en de ouder over de huidige cijfers van het kind. De leraar vond dat het niet langer zo kon doorgaan en trok aan de bel. Al moest de leraar nog wat oude koeien uit de sloot halen, hij waste het varkentje mooi wel. De leerling had duidelijk de bokkenpruik op en zag eruit alsof hij zich als een vis op het droge voelde.
Slide 9 - Slide
Bij het PTO:
spreekwoorden uit een tekst halen
en:
de betekenis opschrijven bij het spreekwoord (dat je nog een keer opschrijft)
Slide 10 - Slide
Les 17 en 32
Slide 11 - Slide
Termen
Termen die je moet kennen én moet kunnen gebruiken:
Standpunt
Stelling
Argument
Weerlegging
Slide 12 - Slide
Termen
Stelling:
>> Scholieren moeten verplicht zes dagen naar school.
Standpunt: iets wat je vindt.
>> Ik vind dat scholieren verplicht zes dagen naar school moeten.
Let op: geen vraagzin maken! = niet doen!
Fout voorbeeld: Heeft de Nederlandse jeugd het zwaar?
Slide 13 - Slide
Stelling:
In klassen waar gepest wordt, moeten alle leerlingen daarvoor gelijke straf ontvangen.
Schrijf de stelling om tot een standpunt.
timer
2:00
Slide 14 - Slide
Termen
Argument/reden: hiermee onderbouw je je mening/standpunt.
Herken je aan: want, doordat, omdat, ten eerste, tot slot.
Voorargumenten vs. tegenargumenten
Weerlegging:
= Bewijzen dat iets (= argument) niet klopt.
= Tegen het tegenargument zijn + argumenten
Slide 15 - Slide
Bedenk een argumenten voor of tegen bij de stelling:
Standpunt:
Ik vind dat in klassen waar gepest wordt, alle leerlingen daarvoor gelijke straf moeten ontvangen.
>> Schrijf de argumenten op in je schrift/map.
Signaalwoorden waarmee je begint: Ten eerste ...
timer
4:00
Slide 16 - Slide
Termen
Feitelijke uitspraak: je kunt controleren of het klopt.
Niet-feitelijke uitspraak: je kunt niet bewijzen dat het klopt.
Kritische lezer: controleert of iets klopt. Er worden meerdere en verschillende bronnen gebruikt.
versus niet-kritische lezer: die neemt alles aan voor waarheid.
Een betoog: een debat op papier (uitgeschreven, maar niet in spreektaal).