Regelmatig werkwoord ER

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 3 - Slide

Welke is geen regelmatige werkwoorden op -er?
A
avoir
B
aimer
C
adorer
D
commencer

Slide 4 - Quiz

Een regelmatige werkwoord ......
A
begint altijd met -er
B
eindigt altijd op - er

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

Tu ............. (travailler)
A
travaille
B
travailles
C
travaillez
D
travaillent

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

j' ...................(habiter)
A
habite
B
habitons
C
habites
D
habitez

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

Nous .................(parler)
A
parlont
B
parlons
C
parlez
D
parles

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

il............. (commander)
A
commandons
B
commandez
C
commande
D
commandent

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

elle................. (Jouer)
A
jouer
B
joues
C
joue
D
jouent

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

on........... (trouver)
A
trouvent
B
trouve
C
trouvons
D
trouvez

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

Elles ...................... (organiser)
A
organisent
B
organise
C
organisons
D
organisez

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

Je ................... (danser)
A
dansons
B
dansez
C
dansent
D
danse

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de présent?

ils.........................(chercher)
A
cherchent
B
cherches
C
cherché
D
cherchons

Slide 14 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -ER
Je
tu
il,elle,on
nous
vous
ils, elles
arrivez
préfère
adorons
mangent
déteste
aimes

Slide 15 - Drag question

Regelmatige werkwoorden op ER
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 16 - Drag question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Tu .................(parler) souvent.

Slide 17 - Open question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Vous .................(voyager) beaucoup.

Slide 18 - Open question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Je .................(chercher) le supermarché.

Slide 19 - Open question