regelmatige werkwoorden op -er

regelmatige werkwoorden op -er
- Aan het einde van deze les kan je de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen (nog met behulp van je boek :) )
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 14 min

Items in this lesson

regelmatige werkwoorden op -er
- Aan het einde van deze les kan je de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen (nog met behulp van je boek :) )

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

timer
2:00
Zoek in 2 minuten, zoveel mogelijk regelmatige werkwoorden die eindigen op -er op in je boek (Blz. 92 & 93)

Slide 4 - Mind map

De regelmatige werkwoorden worden allemaal op dezelfde manier vervoegd
A
oui
B
non

Slide 6 - Quiz

Hoe vervoeg je een regelmatig werkwoord op -ER ?
A
stam (= ww - ER) + uitgang
B
hele werkwoord + uitgang
C
alleen de stam
D
je eet een ezeltje met een eskimo

Slide 7 - Quiz

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 8 - Slide

Hoe maak je de stam?
A
hele ww + er
B
hele ww - er

Slide 9 - Quiz

Zet de uitgangen met het juiste persoonlijk voornaamwoord
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 10 - Drag question

Regelmatige werkwoorden op -ER
Je
tu
il,elle,on
nous
vous
ils, elles
arrivez
préfère
adorons
mangent
déteste
aimes

Slide 11 - Drag question

Regelmatig werkwoord:
Jouer - nous ...
A
jouer
B
joues
C
jouons
D
jouent

Slide 12 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -er

Elles ........... (trouver)
A
trouvent
B
trouve
C
trouvons
D
trouvez

Slide 13 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -er

Tu ............. (travailler)
A
travaille
B
travailles
C
travaillez
D
travaillent

Slide 14 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -er

Vous ............. (travailler)
A
travaillons
B
travaillez
C
travaille
D
travaillent

Slide 15 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -er

Nous .................(parler)
A
parlont
B
parlons
C
parlez
D
parles

Slide 16 - Quiz

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Tu .................(parler) souvent.

Slide 17 - Open question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Claire .................(manger) une pomme.

Slide 18 - Open question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Vous .................(voyager) beaucoup.

Slide 19 - Open question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Ils .................(adorer) les fraises!

Slide 20 - Open question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Je .................(chercher) le supermarché.

Slide 21 - Open question

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

On .................(aider) le prof de français.

Slide 22 - Open question

Vertaal de zin, let op de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er.

wij vinden (trouver) de bakkerij

Slide 23 - Open question

Vertaal de zin, let op de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er.

jullie kopen (acheter) de kaas

Slide 24 - Open question

Vertaal de zin, let op de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er.

Sophie belt (téléphoner) de winkel

Slide 25 - Open question

Ik weet hoe ik een regelmatig werkwoord op - er moet vervoegen (in de présent)
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll