Ch.0, On y va herhaling havo2 2425

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

et bienvenue à la classe h2 !

Aujourd'hui

• vooral herhalen van kennis van klas 1
  
• Chapitre 0, onderdeel A-B-C-D
  
• Au travail!

Les couleurs & les nombres

La répétition

Les couleurs

vert

brun / marron

jaune

blanc / blanche

rouge

bleu

gris

noir

Quelle est cette couleur ?

1. rose
2. rouge
3. blanc
4. violet

Quelle est cette couleur ?

1. bleu
2. blanc
3. beige
4. noir

La couleur de la banane est:

Les nombres

Hoe zat het ook alweer? We herhalen eerst de tientallen.

Schrijf deze NU op in je SCHRIFT.

Je mag je BOEK ook gebruiken om op te zoeken.

De tientallen

10 = dix                 20 = vingt

30 = trente          40 = quarante

50 = cinquante

60 = soixante 

De tientallen boven de 60

70 = soixante - dix

80 = quatre-vingts

90 = quatre-vingt-dix

100 = cent

1000 = mille

Zoek de juiste vertaling van de dagen van de week. 

Sleep blauw naar rood!

maandag

dinsdag

donderdag

woensdag

vrijdag

zaterdag

zondag

vendredi

mercredi

lundi

mardi

jeudi

samedi

dimanche

les frites

les toilettes

la tente

la terrasse

la guitare

la caravane

le foot

le camping

la salade

Een Franse zin bestaat uit:

- onderwerp

-werkwoorden

- overige woorden (lv/mw)

Onderwerp=...?

Jij=

1. Je
2. Tu
3. Il
4. Elle

Jullie=

1. Tu
2. Nous
3. Vous
4. Ils

Zij= (m.mv)

1. Il
2. Elle
3. Ils
4. Elles

Le verbe français

Welke Frans werkwoorden ken je nog van jaar 1?

Les verbes réguliers

• werkwoorden op -er

Les verbes irréguliers

• être
  
• avoir
  
• aller
  
• faire

AVOIR ( = hebben)

Jullie hebben al geleerd: de vervoeging van de werkwoorden avoir + être met vertaling.

Deze hebben jullie immers vorige week in je schrift opgeschreven!

Nu controleren of je ze ook kent?!

J'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

a

avons

ai

avez

as

ont

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

avoir

être

ont

es

avons

ai

sommes

avez

suis

a

as

sont

êtes

est

Het is

1. est
2. c'est
3. c'es
4. ce sont

Ww op -er

Bepaal het hele werkwoord.

Deze groep van werkwoorden herken je 

aan -er aan het eind van het woord

Voorbeelden:

Aimer, trouver, adorer, parler, donner

En nu moeten ze vervoegd worden:

Regarder = kijken

Je regarde             

Tu regardes

Il/elle/on regarde

nous regardons

vous regardez

ils/elles regardent

Sleep het juiste antwoord naar de juiste vorm

parles

parlons

parle

je (parler)

Nous (parler)

tu (parler)

Sleep het juiste antwoord naar de juiste vorm

parlent

parle

parlez

vous (parler)

il/elle (parler)

ils/elles (parler)

   chanter

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

               chantent

                    chante

               chantons

                  chantez

                   chante

                 chantes

alors, on continue!

Ce sont qui,

Les deux sur la photo?

Les devoirs

- Schrijf in je schrift de werkwoordrijtjes van: FAIRE- ALLER -DONNER. In het Frans + vertaling ernaast

-Maak in je boek oef. 9 en 12 b

- herhaal en leer AVOIR/ÊTRE/dagen vd week/tientallen