spelling verleden tijd

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Werkwoorden schrijven in tegenwoordige tijd of verleden tijd
Werkwoorden:
  • vinden
  • lezen
  • wapperen
  • bespieden
  • verhuizen
  • smurfen
  • zijn
  • snijden

Slide 2 - Slide

  • Andere naam: imperatief.
  • Je geeft iemand een gebod/commando/bevel.
  • Als er in een zin een gebiedende wijs wordt gebruikt, staat er geen onderwerp in.
  • De gebiedende wijs staat in de ik-vorm.
  • Het werkwoord staat vooraan in de zin.

Gebiedende wijs

Slide 3 - Slide



Elke vier jaar gaat het Nederlandse volk naar de stembus. Als je boven de 18 bent dan mag je gaan stemmen. Bij de verkiezingen word iemand gekozen die ons in de Tweede Kamer gaat vertegenwoordigen. Gaat dus naar het stemlokaal!
Hoeveel werkwoorden staan in deze tekst?
Welke twee zijn fout gespeld?

Slide 4 - Slide




Elke vier jaar gaat het Nederlandse volk naar de stembus. Als  je boven de 18  bent dan mag je gaan stemmen. Bij de verkiezingen wordt iemand gekozen die ons in de Tweede Kamer gaat vertegenwoordigen. Gaat dus naar het stemlokaal!

Er staan 10 werkwoorden in de deze tekst. 
2 zijn fout (donkerrood gekleurd). In welke zin staat een gebiedende wijs?
Ga naar Google Classroom van vandaag.

Slide 5 - Slide

Wat heeft dit schip met de verleden 
tijd te maken??

Slide 6 - Slide

Schrijf daarna drie dingen op die van belang zijn als je een persoonsvorm in de verleden tijd gaat opschrijven.
Kijk naar het filmpje!

Slide 7 - Slide

Het filmpje

Slide 8 - Slide

Hoe werkt het? Drie leerlingen leggen uit!

Slide 9 - Slide



  • 1)sterk of zwak?
  • 2)zwak - stam blijft gelijk
  • 3) stam hele werkwoord
  • 4) kijk naar laatste letter van de stam
  • 5) in 't (x) kofschip?
  • ja + te of ten
  • nee +de of den


  • sterke werkwoorden
  • ook wel klankveranderende werkwoorden
  • veranderen van klank in verleden tijd
  • moet je weten of gehoord hebben
1) Is het werkwoord sterk of zwak?
2) Sterk                klankveranderend
3) Bijv.                  lopen=liepen
4)Je leert deze werkwoorden vanzelf
Stappenplan verleden tijd: sterke werkwoorden 

Slide 10 - Slide

 Stappenplan verleden tijd: Zwakke werkwoorden
1) Maak stam van het hele werkwoord. 
2) Kijk naar laatste letter van de stam.
3) In xtc koffieshop? Ja +     te OF + ten.
4) In xtc koffieshop? Nee + de OF + den.
voorbeeld: worstelen
stam        : worstel  - eindigt op L
niet in xtc koffieshop- ik worstel- vt - worstelde(n)
voorbeeld: durven
stam        : durv- eindigt op V
niet in xtc koffieshop - ik durf - vt - durfde (n)

Slide 11 - Slide

Maak
de
toets.
Zet
de 
werk-
woorden
in de 
t.t.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Oplossing 1 t/m 5
Oplossing 6 t/m 10
1. wordt
2. houdt
3. vergeet
4. bevind
5. besteedt
6. bekleed
7. versiert
8. antwoord
9. belooft
10. wappert
0-2 fout  prima!                            5 of meer fout:
2-4 fout  bij welk onderwerp?      VEEL OEFENEN

Slide 14 - Slide

Nu zelf oefenen via Google Classroom-schoolwerk.
Maak eerst de slotjes open!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link