Les 6 theorie 5h samenvatting quiz 19e eeuw

Toetsvoorbereiding: SE 2
SE1 heb je reeds gemaakt in 4 havo. 

19e eeuw
(Klein stukje neocalssicisme +)
Romantiek t/m Postimpressionisme
1 / 23
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Toetsvoorbereiding: SE 2
SE1 heb je reeds gemaakt in 4 havo. 

19e eeuw
(Klein stukje neocalssicisme +)
Romantiek t/m Postimpressionisme

Slide 1 - Slide

Wat en hoe moet je leren?
  • Bekijk de kennen en kunnen lijst (volgende slide)
  • Leer H9 uit de reader. H9.1 is daarin het minst belangrijk omdat je dat alleen in vergelijking met de andere stromingen hoeft te kennen. Neem wel de hoofdstuk introductie mee!
  • Leer uit het boek Kunst op niveau Blz. 64 t/m 81. 
  • Lees alle gegeven teksten. Bekijk de bijbehorende kunstwerken goed en lees de analyses die erbij gegeven worden. Lezen = weten = herkennen. 
  • Bekijk de Google Classroom. Wat staat daar eigenlijk allemaal in en wat kan jou helpen om de stof te begrijpen? Bekijk de video's en links. 
  • Neem de Lessonup lessen nog eens door, daarin komt de kern naar voren.   
  • Maak de huiswerkoefeningen nogmaals of alsnog en kijk het ook na, lees de feedback door als je die kreeg.
  • Oefen met de verschillende vraagsoorten en hoe je een antwoord moet formuleren (zie classroom)
  • Oefen op het maken van een kunstanalyse. (Zie classroom)

Slide 2 - Slide

Kennen en kunnen

Geschiedenis
- Je kunt beschrijven hoe West-Europese samenlevingen zich ontwikkelen in de periode van 1750 tot 1900.
- Je kunt beschrijven wat de verlichting is. 
- Je kunt de opkomst van musea en wereldtentoonstellingen in verband brengen met maatschappelijke ontwikkelingen. 

Kunstgeschiedenis
- Je kunt uitleggen welke visie de staat, machthebbers en kunstenaars zelf in de periode van 1750 tot 1900 hebben op kunst en hoe die de inhoud en vormgeving van kunstwerken bepaalt.
- Je kunt uitleggen welke invloed maatschappelijke ontwikkelingen (industriële revolutie, opkomst socialisme), wetenschappelijke ontwikkelingen (kleurtheorie) en nieuwe materialen en technieken (fotografie, verftubes, gietijzer) hebben op de kunsten in de periode van 1750 tot 1900. 

- Je kunt uitleggen welke maatschappelijke en economische positie kunstenaars hebben in de periode van 1750 tot 1900.

Stijlen & stromingen 
- Je kunt de stijlkenmerken van het neoclassicisme*, romantiek, realisme, impressionisme, postimpressionisme, pointillisme, symbolisme, de arts-and-craftsbeweging, ingenieursbouw en art nouveau herkennen en beschrijven in een gegeven kunstwerk of designobject.
- Je kunt de stijlkenmerken van neoclassicisme* en neogotiek herkennen en beschrijven in een gegeven gebouw.

*neoclassicisme hoef je alleen te kennen in vergelijking met andere stromingen. 

Slide 3 - Slide

Heb je op dit moment vragen over de stof? Stel ze nu!

Slide 4 - Open question

19e eeuw
Romantiek t/m postimpressionisme

Wat weet je al van de stof en waar moet je nog extra aandacht aan besteden?

Vandaag testen we je kennis en inzicht over de behandelde stof.

Slide 5 - Slide

Wat is de chronologische volgorde....
A
Realisme, romantiek, impressionisme, expressionisme
B
Romantiek, realisme, expressionisme, impressionisme
C
Impressionisme, expressionisme, romantiek, realisme
D
Romantiek, realisme, impressionisme, expressionisme

Slide 6 - Quiz

De Romantiek is een Kunststroming:
A
waar de gewone mens centraal stond
B
waar het gevoel en de fantasie centraal stond
C
waar het decoratieve karakter centraal stond
D
de liefde voor elkaar centraal stond

Slide 7 - Quiz

Bij het impressionisme zie je vooral terug:
A
Kritische blik op de maatschappij
B
Nauwkeurig vast leggen van de dagelijkse dag
C
Het vangen van veranderend licht
D
Werken vanuit de emotie

Slide 8 - Quiz

Bij welke kunststroming of stijl hoort dit schilderij
A
Impressionisme
B
Realisme
C
Romantiek
D
Neo-classicisme

Slide 9 - Quiz

Bij welke kunststroming of stijl hoort dit schilderij
A
Realisme
B
Impressionisme
C
Symbolisme
D
Romantiek

Slide 10 - Quiz

Met aspecten van de voorstelling bedoelen we
A
De keuzes die de kunstenaar heeft gemaakt op het schilderij
B
Toelichting of verduidelijking
C
Gebruik van beeldaspecten in het schilderij
D
Datgene wat zich afspeelt op het schilderij

Slide 11 - Quiz

wat is een belangrijk kenmerk van de romantische kunst?
A
dynamiek benadrukt de emoties
B
Stenen bouwconstructies in de architectuur
C
Eenvoudige composities
D
Gebruik van heldere kleuren en licht

Slide 12 - Quiz

Welk schilderij komt uit de romantiek?
A
Jan van Eyck: Arnolfini en zijn vrouw
B
William Turner: de sneeuwstorm
C
Botticelli: de geboorte van venus
D
Jean Honoré: een gelukkig toeval onder de schommel

Slide 13 - Quiz

Vanaf de Romantiek worden kunstenaars steeds:
A
Bozer
B
Autonomer
C
Creatiever
D
Doordenkend

Slide 14 - Quiz

Op welke vroegere stijlen grijpen de romantische architecten terug?
A
Maniërisme, Romaans, Karolingse
B
Neoclassicisme, Roccoco
C
Gotiek, Renaissance, Barok
D
Byzantijns, Grieks, Romeins

Slide 15 - Quiz

De stijl 'Pointillisme' is een reactie op:
A
Het Impressionisme
B
De Romantiek
C
Het Symbolisme
D
Het realisme

Slide 16 - Quiz

Wie was de belangrijkste opdrachtgever van de kunsten in de 19e eeuw?
A
De Kerk
B
De Staat
C
De rijke burgers
D
De Adel

Slide 17 - Quiz

Het realisme is een kunststroming
A
Die de echte mens wilt laten zien
B
Die het sentiment belangrijk vindt
C
Die schildert volgens vaste regels
D
Die populair is bij de bourgeoisie

Slide 18 - Quiz

De school van Barbizon is
A
Een kunstacademie ten zuiden van Parijs
B
Een groep kunstenaars die naturalistisch (realisme) schildert
C
Een groep kunstenaars die een verzetsgroep vormt
D
Een groep kunstenaars die zelf een opleiding heeft bedacht

Slide 19 - Quiz

Welke gevolgen van de industriële revolutie worden zichtbaar in de tweede helft van de 19e eeuw?
A
Architecten gaan bouwstijlen combineren, het eclecticisme ontstaat.
B
Architecten blijven terug grijpen naar wat zij kennen, ze bouwen in neo-stijlen.
C
Er wordt glas, ijzer, gietijzer en staal ontwikkeld. Er kunnen grote overspanningen worden gemaakt.
D
Architecten ontdekken nieuwe materialen zoals kalksteen en baksteen.

Slide 20 - Quiz

Wat is de kern van het impressionisme?
A
Het gaat over autonomie van de kunstenaar en de kritiek op de maatschappij.
B
Het gaat over provoceren, anders denken en zorgen voor opschudding.
C
Het gaat over een zo realistische mogelijke weergave van de werkelijkheid. De sociale verhoudingen.
D
Het gaat over waarneming. Hoe ziet de kunstenaar de situatie en hoe vertaald hij dat naar kunst? Het gaat over kleur en licht.

Slide 21 - Quiz

Welke ontwikkeling zorgde ervoor dat de kunstenaars "en plein air" konden gaan schilderen?
A
De paraplu werd ontwikkeld
B
De schildersezel werd ontwikkeld
C
De verftube werd ontwikkeld
D
De kunstenaar kreeg meer vrijheid dus mocht nu naar buiten.

Slide 22 - Quiz

Neo-classicisme
Romantiek
Realisme
Impressionisme
post-Impressionisme
pointillisme
Symbolisme

Slide 23 - Drag question