*Lees de 5 tekstjes hieronder. slide 18 t/m 22. Geef het antwoord A,B,C,D en geef ook aan waar/hoe je het antwoord hebt gevonden. Dus schrijf dat ook op zodat we tijdens de les wat tempo hebben ipv nog te moeten zoeken.
* maak oef 41 en 44 en leer wanneer je in, nach of zu moet gebruiken.