week 5 - les 2 - zww en hww AH1

Afspraken online les
* Camera AAN    Niet aan = absent  (komt in Magister)
* Microfoon gedempt


Heb je een vraag tijdens de uitleg?
--> Zet je microfoon aan en stel de vraag
Wacht even als meerdere een vraag hebben.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Afspraken online les
* Camera AAN    Niet aan = absent  (komt in Magister)
* Microfoon gedempt


Heb je een vraag tijdens de uitleg?
--> Zet je microfoon aan en stel de vraag
Wacht even als meerdere een vraag hebben.

Slide 1 - Slide


  • even herhalen: het werkwoordelijk gez.
  • nakijken opdrachten van gisteren
  • vandaag: het zelfstandig werkwoord/het hulpwerkwoord
  • zelfstandig werken: opdr. 1 , 2 + 4  maken op p. 90/91 lesboek. 
  • Gezamenlijk afsluiten
  • Je bent inmiddels ingelogd via de link uit de mail van gisteren!

Slide 2 - Slide

Hoeveel werkwoorden zitten er in de volgende zin?
even testen:

Slide 3 - Slide

Alhoewel we allemaal graag naar Disneyland hadden willen gaan dit paasweekend, lijkt het ons toch beter om in groepjes van twee het dichtstbijzijnde tuincentrum te bezoeken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen

Slide 5 - Quiz


Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Zat je te slapen tijdens de uitleg?
A
zat
B
zat + slapen
C
te + slapen
D
zat + te + slapen

Slide 6 - Quiz

Opdracht 1 - blz. 88
Zonder twijfel | heeft | Bas |
de meeste records | verbroken
| op de jaarlijkse sportdag.

     ow = Bas         wg = heeft verbroken

Slide 7 - Slide

Opdracht 1 - blz. 88
De docenten | hebben | 
voor hun jarige collega |
het lokaal | met vlaggetjes | versierd.
ow = De docenten wg = hebben versierd

Slide 8 - Slide

Opdracht 1 - blz. 88
Is | je kleine zusje | 
helemaal alleen |
naar de stad | gekomen?

ow = je kleine zusje wg = is gekomen

Slide 9 - Slide

Opdracht 1 - blz. 88
Binnenkort | zal | de gemeente |
het stadsparkgrondig | 
gaan vernieuwen.
ow = de gemeente 
wg = zal gaan vernieuwen

Slide 10 - Slide

Opdracht 2 - blz. 88
Topverdieners weigerden salaris in te leveren tijdens de crisis. [wg] =
A
weigerden + in + leveren
B
weigerden + leveren
C
weigerden + in + te + leveren
D
in + te + leveren

Slide 11 - Quiz

Opdracht 2 - blz. 88
Jullie gebrek aan medewerking stelt me echt teleur. [wg] =
A
stelt + teleur
B
teleur
C
stelt
D
stelt + me + teleur

Slide 12 - Quiz

Opdracht 2 - blz. 88
Maak jij je veters goed vast voor de wandeling? [wg] =
A
maak
B
maak + vast
C
maak + goed + vast
D
maak + vast + voor

Slide 13 - Quiz

Opdracht 2 - blz. 88
De ambitieuze atleet is alle dagen aan het trainen voor het NK. [wg] =
A
is + trainen
B
is + aan + trainen
C
is + het + trainen
D
is + aan + het + trainen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Huiswerk

1. Lees de theorie op bladzijde 90 of bekijk de video-uitleg nog een keer.
2. Maak opdrachten 1, 2 en 4 (blz. 90-91)

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werkwoord [zww]
Jan kijkt een film met zijn zusje.

Als er maar één werkwoord in de zin staat dan is dat een
zelfstandig werkwoord (kijkt)
Als je het weg zou laten in een zin, blijft een zin over die niet te begrijpen is.
zinsdeel: persoonsvorm [pv] + werkwoordelijk gez. [wg]
woordsoort: zelfstandig werkwoord [zww]

Slide 17 - Slide

Hulpwerkwoord [hww]
Jan heeft met zijn zusje een film gekeken.

Als er meerdere werkwoorden in de zin staan dan is er een
hulpwerkwoord (heeft) +
 een
 zelfstandig werkwoord (gekeken)

 zinsdeel: [pv] + [wg] 
woordsoort: hulpwerkwoord 

Slide 18 - Slide

Herkennen van [hww] en [zww]
1. Als de zin maar één werkwoord heeft dan is dat zelfstandig:
Wij eten vanavond spaghetti met pesto.

2. Als de zin meerdere werkwoorden heeft dan is er maar één zelfstandig werkwoord, de rest = hulpwerkwoorden:
Wij hebben gisteravond spaghetti met pesto gegeten.
Wij zullen vanavond spaghetti met pesto gaan eten.


Slide 19 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
Jij moet je mond houden.
A
wwg = mond jij
B
wwg= jij je
C
wwg= moet houden
D
wwg = mond houden

Slide 20 - Quiz


Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Waarom heb je niet goed geluisterd?
A
heb + geluisterd
B
heb
C
heb je
D
geluisterd

Slide 21 - Quiz

Jullie
hebben
goed
opgelet.
ow
pv
wg
wg

Slide 22 - Drag question