Wat hebben we geleerd in BS4?
Stoffen die invloed hebben op het zenuwstelsel zijn: Medicijnen, drugs, tabak en alcohol. Kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren.
Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.
Medicijnen
Pijnstillers, slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen maken je suf.
Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.
Drugs - Stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden.
- Verdovende middelen (downers) geven een ontspannen, rustig en blij gevoel.
- Stimulerende middelen (uppers) geven het gevoel van meer energie en zelfvertrouwen.
- Bewustzijns veranderende middelen (trippers) zorgen ervoor dat de waarnemen worden verstoord en dat de stemming verandert.
Drugs hebben een effect op de hartslag, ademhaling, bloeddruk, spieren en de werking van zintuigen.
Drugs kunnen meerdere effecten tegelijk hebben.