Oefentoets H3 - economische ontwikkeling S2Ma

 Reliëf en klimaat
Goedemorgen S2Ma!

Ga alvast op je eigen plek zitten. En pak je boek erbij.

1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Reliëf en klimaat
Goedemorgen S2Ma!

Ga alvast op je eigen plek zitten. En pak je boek erbij.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • 10 minuten leren voor de SO van morgen
  • Online oefentoets
  • Tijd over? Film kijken 

Slide 3 - Slide

Hoe heet de overgang van gemengde landbouw naar één soort landbouw?
A
intensivering
B
irrigatie
C
mechanisatie
D
specialisatie

Slide 4 - Quiz

De primaire sector (de landbouw) wordt kleiner in Nederland, maar produceert meer voedsel.
Hoe kan dat?

A
door het gebruik van kunstmest, irrigatie en mechanisatie
B
doordat het klimaat verandert, wat positief is voor de groei van de gewassen
C
doordat het verschil tussen arme en rijke boeren steeds groter wordt
D
doordat in laboratoria ook aan landbouw wordt gedaan

Slide 5 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van infrastructuur?

A
een auto
B
een glasvezelkabel
C
een spoorlijn
D
een vliegveld

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je de redenen die er voor zorgen dat een bedrijf voor een bepaalde plek kiest?

Slide 7 - Open question

Gebruik bron 1.
In welk deel van Nederland zal niet snel hightech industrie gevestigd worden?
A
in het noorden van Nederland
B
in het oosten van Nederland
C
in het zuiden van Nederland
D
in het westen van Nederland

Slide 8 - Quiz

Hoe zorgt automatisering voor een hogere arbeidsproductiviteit?

Slide 9 - Open question

Wat zou de overheid kunnen doen om de werkloosheid in Flevoland, Groningen en Friesland terug te dringen?

Slide 10 - Open question

Waardoor neemt het aantal diensten juist af in kleine dorpen?
A
doordat de landbouw daar veel belangrijker is geworden
B
doordat de mensen er geen geld voor hebben
C
doordat er te weinig mensen gebruik van maken
D
doordat te weinig mensen zin hebben in zo’n baan

Slide 11 - Quiz

Wat is geen gevolg van globalisering?
A
De wereldhandel groeit.
B
Het is aantrekkelijk om in lagelonenlanden te produceren.
C
Je bent snel op de hoogte van wereldnieuws.
D
Westerse ideeën worden over de wereld verspreid.

Slide 12 - Quiz

Leg uit hoe jij als klant profiteert van globalisering.

Slide 13 - Open question

Gebruik bron 3.
Verklaar waarom Kentucky Fried Chicken (KFC) niet snel een vestiging zal openen in landen in Midden Afrika.

Slide 14 - Open question

Economische groei zorgt voor meer groei.
Zet de nummers van de zinnen in de juiste volgorde.

1 Daardoor hebben mensen weer meer geld te besteden.
2 Dit leidt tot meer werkgelegenheid.
3 Economische groei zorgt ervoor dat mensen meer geld te besteden hebben.
4 Omdat er meer gekocht wordt, gaan bedrijven meer produceren.

A
1-2-3-4
B
2-3-4-1
C
3-4-2-1
D
4-1-2-3

Slide 15 - Quiz

Waarom is vertrouwen in de toekomst belangrijk voor economische groei?

A
dan gaat de overheid investeren in dure projecten
B
dan kopen mensen sneller producten en dat zorgt voor groei
C
dan weet je dat je de producten ook echt kunt gaan gebruiken
D
dan worden de inkomensverschillen tussen hoge en lage inkomens minder groot

Slide 16 - Quiz

Waarom is automatisering zo belangrijk voor een bedrijf zoals Philips?
A
Dan hoeft Philips niet te verhuizen naar lagelonenlanden.
B
Dat maakt produceren betaalbaar, anders zijn de loonkosten veel te hoog.
C
Er zijn niet genoeg geschoolde arbeiders voor de fabrieken van Philips.
D
Philips ontwikkelt zelf de robots, dan kunnen ze die goed testen.

Slide 17 - Quiz

Welk begrip past het best bij de volgende omschrijving?
Gebruikmaken van kunstmest, machines en kunstmatige bevloeiing van akkers.

A
intensivering
B
irrigatie
C
mechanisatie
D
specialisatie

Slide 18 - Quiz

De primaire sector (of landbouw) wordt kleiner in Nederland.
Wat wordt kleiner aan de primaire sector?

A
de hoeveelheid gebruikte kunstmest
B
de hoeveelheid opbrengst
C
het aantal boerenbedrijven
D
het aantal dieren

Slide 19 - Quiz

Wat kan een boer doen om droge en voedselarme grond toch geschikt te maken voor landbouw? Noteer twee acties.

Slide 20 - Open question

Welk begrip is geen vestigingsfactor?
A
automatisering
B
arbeidsmarkt
C
infrastructuur
D
afzetmarkt

Slide 21 - Quiz

Noteer één voordeel van het verplaatsen van industrie van het centrumland naar een land in de periferie.

Slide 22 - Open question

Leg uit waarom een callcenter niet perse in de Randstad hoeft te zitten.

Slide 23 - Open question

In welke gebieden neemt het aantal diensten juist af?
A
in de grote steden
B
in de kleine dorpen
C
in de Randstad
D
in steden waar universiteiten staan

Slide 24 - Quiz

Wat heeft de hoge werkloosheid in Friesland te maken met het verdwijnen van veel diensten uit Friesland?

Slide 25 - Open question

Leg uit waarom een multinationale onderneming goed bij het begrip globalisering past.

Slide 26 - Open question

Wat gebeurt er bij economische krimp? Zet de nummers van de zinnen in juiste volgorde.
1 Bedrijven en gaan minder produceren.
2 Bedrijven verkopen minder.
3 Mensen hebben minder geld te besteden.
4 Werknemers verliezen hun baan.

A
1-2-3-4
B
3-1-2-4
C
4-1-2-3
D
2-3-4-1

Slide 27 - Quiz

Een SEZ is een zone waarin ...
A
buitenlandse bedrijven zich gunstig kunnen vestigen
B
er een eigen industrie wordt opgebouwd voor meer werkgelegenheid
C
boeren grootschalig aan landbouw kunnen gaan doen

Slide 28 - Quiz

Waarom zijn in China de Speciale Economische Zone's
vooral aan de oostkust gelegen?
A
Daar is het klimaat gunstig voor de industrie
B
Daar zijn de grondprijzen het goedkoopst
C
Daar zijn havens, dus kan er makkelijk transport plaatsvinden
D
Dat heeft de overheid nu eenmaal zo besloten

Slide 29 - Quiz

Waarom specialiseren boeren zich? Noteer twee redenen.

Slide 30 - Open question

Wat is de beste omschrijving voor zware industrie?
A
In de zware industrie spelen vestigingsfactoren geen rol.
B
In de zware industrie worden half afgewerkte producten verwerkt tot kant-en-klare producten.
C
In de zware industrie worden veel grondstoffen verwerkt tot half afgewerkte producten.
D
In de zware industrie worden veel zware producten gemaakt.

Slide 31 - Quiz

Waarom is de Rotterdamse haven een gunstige locatie voor industrie?
A
omdat daar de grondstoffen en producten snel aan- en afgevoerd kunnen worden
B
omdat daar de regels soepel zijn voor de industrie
C
omdat daar veel hoogopgeleide mensen wonen
D
omdat daar veel water is waar machines mee gekoeld kunnen worden

Slide 32 - Quiz

Waardoor groeit de dienstensector in Nederland?
A
doordat de arbeidsproductiviteit hoger ligt door automatisering
B
doordat de meeste mensen in de dienstensector werken
C
doordat er steeds minder boeren in Nederland zijn
D
doordat we steeds meer geld en vrije tijd hebben

Slide 33 - Quiz

Wat zijn multinationale ondernemingen?
A
bedrijven die in verschillende landen vestigingen hebben
B
bedrijven die met meerdere landen handelen
C
bedrijven waar de werknemers meerdere talen spreken
D
bedrijven waarvan de werknemers uit meerdere landen komen

Slide 34 - Quiz

Einde toets 

Slide 35 - Slide