4H GS Quiz H3 en 4.1

Renaissance betekent
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Renaissance betekent
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst

Slide 1 - Quiz

Humanisme betekent
A
Leven waarin god centraal staat
B
Leven waarbij de mens centraal staat
C
Godsdienst waarbij de natuur belangrijkst is
D
Een ander woord voor reformatie

Slide 2 - Quiz

Waardoor verspreidde de reformatie snel over Europa?


A
bodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst

Slide 3 - Quiz

Tijdvak 5 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek

Slide 5 - Quiz

Met welke twee uitspraken is Luther het eens?
A
Iedereen moet de bijbel lezen
B
Een plek in de hemel is te koop
C
Er moesten meer priesters komen
D
De paus bepaalt niet wie er in de hemel komt

Slide 6 - Quiz

Welke twee zinnen zijn juist?
A
Erasmus' kritiek was vergelijkbaar met Luther
B
Luther vertaalde de bijbel in het Nederlands
C
Een ander woord voor hervorming is Renaissance
D
Zonder boekdrukkunst had Luther veel minder aanhangers gehad

Slide 7 - Quiz

In welke twee grote groepen raakte het christendom door de Reformatie verdeeld?


A
katholieken en luthersen
B
protestanten en gereformeerden
C
protestanten en katholieken
D
calvinisten en katholieken

Slide 8 - Quiz

Welke twee oorzaken zijn juist voor het uitbreken van de Nederlandse opstand?
A
Belastingdruk
B
Kettervervolgingen
C
Centralisatiepolitiek
D
Renaissance

Slide 9 - Quiz

Wanneer begon men met vechten?
A
1568
B
1648
C
1576
D
1579

Slide 10 - Quiz

Unie van Utrecht?
A
1576
B
1579
C
1581
D
1648

Slide 11 - Quiz

De moord op Willem van Oranje
A
1568
B
1576
C
1579
D
1584

Slide 12 - Quiz

Wie was de eerste Europeaan in Amerika
A
Colombus
B
Tocanelli
C
Vasco Da Gama
D
Willem Barentsz

Slide 13 - Quiz

Welk kenmerkend aspect past niet bij tijdvak 5 ?

A
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
B
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
C
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
D
Het begin van de Europese overzeese-expansie

Slide 14 - Quiz

2A. Sleep de woorden in naar de juiste plek in de zin.
Karel V werd erfelijk vorst van alle zeventien

      ...[1]...     maar was daar niet vaak. Daarom benoemde
hij een       ...[2]...         over het hele gebied en in ieder
     ...[3]...      een       ...[4]...       In ieder gewest namen de 

     ...[5]...       de beslissingen. De Staten stuurden 
vertegenwoordigers naar de     ...[6]...     in Brussel.

stadhouder
landvoogd
gewest
Nederlanden
Staten
Staten-Generaal

Slide 15 - Drag question

Sleep de personen naar de juiste omschrijving
Deze persoon was de stadhouder van De Nederlanden

>>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon was de eerste koning van het Duitse keizerrijk
>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon geloofde dat de kerk boven de koning stond.
>>>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon werd gestuurd door de koning om protestanten te straffen >>>>>>>>>
Deze persoon had als missie om het wereldrijk dat hij bezit katholiek te maken >>>>>>>>>
Deze persoon wilde de katholieke kerk veranderen  >>>>>>>>>
Filips II
Karel V
Willem v. Oranje
Hertog van Alva
Maarten Luther
Johannes Calvijn

Slide 16 - Drag question

Wat is een gevolg van de Nederlandse Opstand?
A
De Beeldenstorm
B
De strenge vervolging van protestanten
C
De centralisatiepolitiek van de Spaanse koningen
D
De Unie van Utrecht

Slide 17 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse Opstand?
A
Centralisatie.
B
Kettervervolgingen.
C
Moord Willem van Oranje.
D
Armoede.

Slide 18 - Quiz

Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
A Calvinisten houden openlijk hagenpreken
B De beeldenstorm gaat door de Nederlanden.
C De Tachtige jarige oorlog (de Opstand) begint met de inval van het leger an Willem van Oranje (1568)
D Edelen en calvinisten vluchten door het harde optreden van Alva.
E Edelen vragen Margaretha van Parma de protestanten met rust te laten.
F Filips II stuurt Alva met een leger naar de Nederlanden.

Slide 19 - Drag question

Waarom volgt Alva Margaretha van Parma als landvoogd op?
A
Margaretha was overleden.
B
Margaretha heeft ontslag genomen.
C
Margaretha was niet 'hard' genoeg.
D
Margaretha ging met zwangerschapsverlof.

Slide 20 - Quiz

Hoe heette de rechtbank van hertog van Alva?
A
Raad van beroerten
B
Raad der gerechtigheid
C
Raad van Katholieken
D
Raad van Protestanten

Slide 21 - Quiz


Hoe reageert Filips op de Beeldenstorm?
A
Hij vindt de Nederlanden niet belangrijk, dus hij laat het maar
B
Hij stuurt een nieuwe landvoogd naar de Nederlanden om de opstandelingen te bestraffen
C
Hij trekt naar de Nederlanden en slacht samen met zijn leger de protestanten af
D
Hij waarschuwt ze om er mee te stoppen

Slide 22 - Quiz

Wat was GEEN oorzaak voor de Beeldenstorm?
A
Protestanten wilden een eigen kerk
B
Protestanten vonden de beelden in de kerk slecht
C
Er was sprake van een hongersnood
D
Alva trad streng op tegen protestanten

Slide 23 - Quiz