Les 2H

Montag den 3. März 2025
Welkom bij de les Duits!

1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Montag den 3. März 2025
Welkom bij de les Duits!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
SO Kapitel 5
Herhaling lesstof voor het SO + opdracht maken
Zelfstandig leren voor het SO
Quizlet
Einde les

Slide 3 - Slide

Planning Duits
  • dinsdag 4 maart: oefen SO maken
  •  donderdag 6 maart SO Kapitel 5
  •  maandag 10 maart oefenen Kijk-en luistervaardigheid
  •  dinsdag 11 maart Proefwerk Kijk -en luistervaardigheid                                       (voorbereiding: woorden van Kapitel 4 doornemen)

Slide 4 - Slide

SO Kapitel 5 ->  donderdag 6 maart 
Wat moet je leren?
Kapitel 5: Berlin 
  •  Lernbox: 1 t/m 3 DU-NL / NL-DU, blz. 99, 100
  • Redemittel: 5.3,  Freizeit, blz. 100
  •  Grammatica B:  voorzetsels + persoonlijke voornaamwoorden in de 3e naamval, blz. 69

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Beispiele
  1. Ich gehe               meinem Freund.
  2. Heute schlafe ich               meiner Oma.
  3. Ich fahre mit meinen Eltern               Berlin.
  4. Ich bin müde. Ich laufe jetzt                  Hause.
  •  zu
  • bei
nach 
  • nach

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Sleep het juiste voorzetsel naar de zin.
Ich fahre in den Ferien                 Deutschland.

Kommst du morgen                 mir?

Der Laden ist erst                 1 Woche geöffnet.

Petra ist                 ihrer Freundin.
nach
zu
nach
zu
von
seit
nach
bei

Slide 11 - Drag question

Sleep de juiste Nederlandse vertaling 
naar de Duitse voorzetsels. 
aus
zu
von
seit
nach
mit
bei
uit
bij
met
na, naar
sinds
van, door
naar (bij personen

Slide 12 - Drag question

Ich bin (na u) an der Reihe.
A
zu Ihnen
B
zu ihnen
C
nach Ihnen
D
nach ihnen

Slide 13 - Quiz

Kann ich heute (met jullie) mitfahren?
A
mit euch
B
bei ihr
C
zu sie
D
seit dir

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van 'zu'?
A
toe
B
na
C
naar (locatie)
D
naar (personen)

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van 'von'?
A
van, door
B
van, voor
C
uit
D
na

Slide 16 - Quiz

Ich gehe mit Jonas ins Kino.
Ich gehe mit ____ ins Kino.
er
ihm
ihnen

Slide 17 - Poll

Ich esse heute bei Hans und Simone.
Ich esse heute bei ____ .
sie
Ihnen
ihnen

Slide 18 - Poll

Er fährt morgen zu Isabel.
Er fährt morgen zu ____ .
sie
ihr
ihm

Slide 19 - Poll

Es ist mein Buch.
Das Buch ist von ____ .
mir
ich
wem

Slide 20 - Poll

Je kent je de pers. voornaamwoorden in de derde naamval

>> wat is de 3. naamval van 'er, wir, Sie'?
A
ihm, ihr, Ihr
B
ihm, ons, Haar
C
ihm, ons, Ihnen
D
ihm, ons, Ihr

Slide 21 - Quiz

Je kan je de derde naamval toepassen

>> Vul het goede woord in:
(Het huis is van jullie) >> Das Haus ist von ________

A
ihr
B
euch
C
ihnen
D
sie

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Zelfstandig leren
  • Inloggen in de digitale leeromgeving van Na Klar
  •  Kapitel 5 - > Rechts -> versterk jezelf -> 4e: persoonlijk voornaamwoord na voorzetsels met de 3e naamval
  •  Klaar? : woorden Lernbox: 1 t/m 3 DU-NL / NL-DU, blz. 99, 100                                  +  Redemittel: 5.3, Freizeit, blz. 100

Slide 24 - Slide

Huiswerk
SO Kapitel 5 ->  donderdag 6 maart  
Wat moet je leren?
Kapitel 5: Berlin 
  •  Lernbox: 1 t/m 3 DU-NL / NL-DU, blz. 99, 100
  • Redemittel: 5.3,  Freizeit, blz. 100
  •  Grammatica B:  voorzetsels + persoonlijke voornaamwoorden in de 3e naamval, blz. 69

Slide 25 - Slide

Hast du etwas gelernt heute?
Aber natürlich -> Fünf Finger

Ein bisschen, es war schwierig ->drei Finger

Leider nicht, viel zu kompliziert-> ein Daum.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide