Hoofdstuk 1 + Hoofdstuk 2 + 3.1

Herhaling Hoofdstuk 1 en 2
Welkom
Economie les 8

1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Herhaling Hoofdstuk 1 en 2
Welkom
Economie les 8

Slide 1 - Slide

Startopdracht 
Pak je spullen (boek, rekenmachine, pen en schrift)
Doe je telefoon in je tas en de tas van tafel
Beantwoord de vragen 

Slide 2 - Slide

Planning
  • Startopdracht 
  • Herhaling rekenen hoofdstuk 1 en 2
  • Uitleg hoofdstuk 3.1 
  • Zelfstandig werken  
  • lesdoelen controleren 

Slide 3 - Slide

inhoud van deze les
Rekenen met indexcijfer (herhaling)
uitgeven en sparen (herhaling) 
Kosten van lenen (herhaling)
Rente (herhaling)
Productiefactoren 
Toegevoegde waarde 
Kosten

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

3.1 Wat zijn kosten?
Wat is toegevoegde waarde? 
Wat zijn de productiefactoren? 
Hoe bereken je de kostprijs per product?
Wat is investeren?
Hoe bereken ik mijn afschrijvingskosten?
Hoe bereken ik mijn bruto-winst? 

Slide 25 - Slide

Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde

Slide 26 - Slide

Toegevoegde waarde = €0,55
Toegevoegde waarde = €0,20
Toegevoegde waarde = €0,25
Toegevoegde waarde = €0,65
Bedrijfskolom:
steeds meer waarde

Slide 27 - Slide

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt, kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 28 - Slide

Productiefactoren
Middelen die je nodig hebt om te kunnen produceren
er zijn in totaal 4 productiefactoren:
Kapitaal--> machines en gebouwen
Arbeid--> werknemers
Natuur-->alles wat zonder bewerking uit de natuur komt
Ondernemerschap-->de ondernemer combineert
de productiefactoren.

Slide 29 - Slide

Productiefactoren
Productiefactor
Beloning
Kapitaal
Rente + huur
Arbeid
Loon
Natuur
Pacht
Ondernemerschap
Winst

Slide 30 - Slide

Kostprijs per product
Kostprijs per product dat zijn de kosten die je gemiddeld hebt voor het maken van één product. 

Kostprijs per product = alle productiekosten : aantal producten

Kris heeft 6 stoelen gemaakt.  De productiekosten waren        € 450.  Wat is de kostprijs per stoel?


Slide 31 - Slide

Kostprijs per product
> Productiekosten
(Alle kosten= variabele kosten + vaste kosten)

> Kostprijs per product 
(Kosten per product = alle kosten : aantal producten)

Slide 32 - Slide

Afschrijvingen
- Alles wat je gebruikt, verslijt op ten duur.
- Bedrijfsleven
- Jaarlijkse vermindering: afschrijving


Aanschafwaarde: aantal gebruiksduur= afschrijving per jaar

Slide 33 - Slide

Investeren
Het kopen van kapitaalgoederen noemen we investeren

Een bedrijf die bijvoorbeeld wilt uitbreiden en meer producten wilt produceren moet nieuwe machines erbij kopen dus investeren. 

Slide 34 - Slide

Brutowinstmarge
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs

Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. 

Slide 35 - Slide

3.1 Wat zijn kosten?
Wat is toegevoegde waarde? 
Wat zijn de productiefactoren? 
Hoe bereken je de kostprijs per product?
Wat is investeren?
Hoe bereken ik mijn afschrijvingskosten?
Hoe bereken ik mijn bruto-winst? 

Slide 36 - Slide