Les 7: nakijken werkwoordtijden + opdr. 9 - proeftoets maken

- Herhalen theorie vorige lessen

- Nakijken opdr. 7 en 8 (werkwoordtijden)

- Proeftoets maken 



1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Herhalen theorie vorige lessen

- Nakijken opdr. 7 en 8 (werkwoordtijden)

- Proeftoets maken 



Slide 1 - Slide

Lesdoelen

SE 1 (woordsoortbenoeming):

- Je weet wat er van je wordt verwacht op deel 2 van SE1.

- Je bepaalt jouw voorkennis wat betreft woordsoortbenoeming.

- Je herhaalt de volgende woordsoorten:

1 Lidwoord (lw)

2 Zelfstandig naamwoord (znw)

3 Bijvoeglijk naamwoord (bnw)

4 Werkwoord (ww): zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

5 Voornaamwoorden: persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend, vragend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord

6 Voorzetsel (vz)]

7 Voegwoord (voegw.)

8 Telwoord (telw.)

9 Bijwoord (bw.)

- Je kunt de werkwoordtijden van een zin benoemen.

Slide 2 - Slide

Theorie herhalen
  • Lidwoord:
  • Zelfstandig naamwoord:
  • Bijvoeglijk naamwoord:
  • Werkwoord:
                 - Zelfstandig werkwoord:
                 - Hulpwerkwoord:
  • Persoonlijk voornaamwoord:
  • Bezittelijk voornaamwoord:
  • Vragend voornaamwoord:
  • Aanwijzend voornaamwoord:

Slide 3 - Slide

Theorie herhalen
  • Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw.)
  • Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw.)
  • Voorzetsel (vz)
  • Bijwoord (bw)

Slide 4 - Slide

Theorie herhalen
Hoe bepaal je in welke tijd een zin staat?
- o vt
- o tt
- v vt
- v tt

Slide 5 - Slide

Nakijken opdr. 8 (zin 1, 2, 3, 5, 8 en 9)
  • v vt
  • 2 v tt
  • 3 v tt
  • 5 v vt
  • 8 o tt
  • 9 v vt

Slide 6 - Slide

Nakijken opdr. 9 (zin 1, 2, 5, 7, 8, 9 en 10)
  • 1 o vt
  • 2 o tt
  • 5 o tt
  • 7 o tt
  • 8 v tt
  • 9 o tt
  • 10 o tt

Slide 7 - Slide

Nakijken opdr. 9 
  • 1 In = vz; juichten = zww; duizenden = tw
  • 2 Wie = vr.vnw.; er = bw; naar = vz; Gorinchem = znw
  • 3 Politie = znw; had = hww; haar = bez.vnw.; gedaan = zww
  • 4 Ik = pers.vnw.; het = pers.vnw.; hun = pers.vnw.; maar = vgw.; hun = bez.vnw.
  • 5 Tegenwoordig = bw; kamperen = zww; op = vz; boerderij = znw
  • 6 Wij = pers.vnw.; dat = aanw.vnw.; iedereen = pers.vnw.; dikke = bijv.nw.; voldoende = znw

Slide 8 - Slide

Nakijken opdr. 9 
  • 7 Jullie = pers.vnw.; ook = bw; zo = bw; gehaktbal = znw
  • 8 Wie = vr.vnw.; vanmorgen = bw; met = vz; de = lw
  • Deze = aanw.vnw.; derde = tw; klas = znw; heel = bw
  • 10 Alle = tw; een = lw; dikke = bnw; voldoende = znw

Slide 9 - Slide

Huiswerk = proeftoets
- Theorie invullen
- Dikgedrukte woorden benoemen
- Werkwoordtijden


Slide 10 - Slide