Voortplanting en seksualiteit les 6

Voortplanting en seksualiteit 
Les 6
Leerjaar 3
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voortplanting en seksualiteit 
Les 6
Leerjaar 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
Aanwezigheidscheck

Bepreken van punt 9 t/m 13 van basisstof 4

Voor verkennen basisstof 5 

Afronden - even oefenen met B1 t/m B4

SO a.s. dinsdag 3 december 
Leren basisstof 1 t/m 4

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Placenta
moederkoek
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.
Placenta bestaat uit weefsel van de moeder en het embryo

In de placenta:
  • Zuurstof en voedingsstoffen van moeder 
      naar het embryo
  • Koolstofdioxide, water en andere   afvalstoffen van het embryo naar de moeder
Dia 5 van 7

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Navelstreng (en vruchtwater)
Navelstreng verbind embryo en placenta. 

3 bloedvaten in navelstreng: 
- 2 navelstrengslagaders (van embryo naar moeder)
- 1 navelstrengader (van moeder naar embryo)


Embryo ligt in vruchtwater ter bescherming tegen stoten en uitdroging. 

Eromheen liggen vruchtvliezen. 
Dia 6 van 7

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tweelingen
Eeneiige tweeling: Tweeling ontstaan uit één eicel en één zaadcel.

Twee-eiige tweeling: Tweeling ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Dia 7 van 7

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 5
Voor verkennen
Maak alle opdrachten
15 minuten
blz. 108 t/m 112
timer
15:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen 
Basisstof 1 t/m 4

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen SO
1. Je kunt de onderdelen van het mannelijke voortplantingsstelsel benoemen en de functies daarvan
2. Je kunt de onderdelen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel benoemen en de functies daarvan

3. Je kunt uitleggen wat bevruchting is en wat er met de bevruchte eicel gebeurd in de eerste weken van de zwangerschap
4. Je kunt uitleggen hoe de menstruatiecyclus verloopt, ook bij zwangerschap

5. Je kunt uitleggen wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn, voorbeelden noemen de de rol van hormonen uitleggen.
6. Je kunt leggen wat er in de baarmoeder gebeurd bij een zwangerschap

7. Je kunt uitleggen hoe een ongeboren kindje zich ontwikkeld
8. Je weet wat een navelstreng, placenta, vruchtwater en vruchtvliezen zijn en de bouw + functie daarvan beschrijven.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe worden de delen in de penis genoemd, die ervoor zorgen dat de penis groter wordt?
A
Bubbels
B
Zwellichamen
C
Erecties
D
Vaten

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Penis en balzak
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken
C
Zijn geen geslachtskenmerken

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

In de eierstokken worden vanaf
de puberteit eicellen rijp.
Welk onderdeel zijn de
eierstokken?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe lang duurt een gemiddelde menstruatiecyclus?
A
5 dagen
B
14 dagen
C
28 dagen
D
31 dagen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Op de 14de dag van de menstruatie cyclus vindt de ovulatie plaats, wat gebeurt er tijdens de ovulatie?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wat is bevruchting?
A
Eicel smelt samen met zaadcel
B
Eicel gaat zich delen
C
Zaadcel gaat zich delen
D
Eicel met zaadcel deelt zich tot een baby

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Innesteling
Ovulatie
Menstruatie

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Innesteling
bevruchting
Ovulatie

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Benoem de juiste onderdelen van de navelstreng.
A is kant van de foetus , B is kant van de placenta
1
2
navelstrengader
navelstrengslagader

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Wat is 'innesteling'?
A
Het embryo ligt in de verkeerde houding bij de geboorte.
B
een ander woord voor ovulatie.
C
De bevruchte eicel zet zich vast in de baarmoederwand.
D
Haargroei onder de oksels.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Planning
Aanwezigheidscheck + huiswerk controle

Bepreken van punt 9 t/m 13 van basisstof 4

Voor verkennen basisstof 5 

Afronden - even oefenen met B1 t/m B4

SO a.s. dinsdag 3 december 
Leren basisstof 1 t/m 4

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk KB

Maak vraag 7 & 8 van bevruchting en zwangerschap

Maak opdracht 1 & 2 + 4 & 5 van geboorte

LET OP!
CONTROLE!
Huiswerk BB

Maak opdracht 7 van bevruchting


Maak opdracht 1 t/m 3 van geboorte

LET OP! 
CONTROLE


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vraag 7
7. Tijdens een practicum microscopie kijk Hamza naar een eicel en een zaadcel. 

De eicel bekijkt hij met een vergroting van 100x en de zaadcel met een vergroting van 400 x


Leg uit waarom Hamza de zaadcel met een grotere vergroting bekijkt dan de eicel?


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Vraag 8
Al vroeg in de ontwikkeling van een embryo van de mens wordt het hart gevormd.
Een leerling doet twee beweringen over dit hart:

1 Door dit hart stroomt bloed dat afkomstig is van het embryo en bloed dat afkomstig is van de moeder.

2 Het hart pompt bloed door het embryo en door een deel van de placenta.

 Welke van deze beweringen is (zijn) juist?
A Alleen bewering 1 is juist.
B Alleen bewering 2 is juist.
C Beide beweringen zijn juist.
D Geen van de beweringen is juist.



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Fases van de geboorte
Vraag 1. De geboorte van een baby wordt geregeld in vijf stappen. Welke vijf stappen zijn dat? En beschrijf elke stap in het kort wat er gebeurt.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

De fases van de geboorte (blz. 108)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Indaling (paar weken voor bevalling)
Hoofdje van de foetus zakt naar beneden.

Slide 27 - Slide

Hoofdje van de foetus zakt naar beneden.
De ontsluiting
  • De bevalling begint met weeën
  • Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand. 

  • Door de weeën wordt de onderkant van de   baarmoeder wijder. Dat heet ontsluiting.

  • Tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen, waardoor het vruchtwater naar buiten komt.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Uitdrijving
• Als de baarmoedermond ver genoeg open is 
Pers weeën duwen de baby naar buiten.

De baby wordt geboren.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Nageboorte


Naweeën duwen de moederkoek, vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Stuitligging
vraag 2. Leg uit wat wordt bedoeld met een stuitligging.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Normale ligging  


Stuitligging

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

BB. Vraag 3. Wat doet een kraamverzorgster?


Wat doet een kraamverzorgster?

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Vraag 3: 6 taken van de kraamverzorgster

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

KB Vraag 4
Kijk naar de afbeelding hiernaast. De geboorte van een kind gaat op deze manier erg moeilijk. Leg uit hoe dat komt en wat zou een alternatieve manier zijn om het kindje toch geboren te laten worden.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Vraag 4
Placenta blokkeert te baarmoedermond (de uitgang)

Keizersnede is in dit geval een optie.

0,2% van de gevallen

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Vraag 5
Kies de juiste woorden.
1 Het bloed op plaats P is zuurstofarm / zuurstofrijk.
2 Het bloed op plaats P bevat veel / weinig afvalstoffen.


In welke richting stroomt het bloed door de navelstrengslagaders?

A In beide navelstrengslagaders stroomt het bloed naar het embryo toe.
B In beide navelstrengslagaders stroomt het bloed van het embryo weg.
C In de ene navelstrengslagader stroomt het bloed naar het embryo toe, in de andere van het embryo weg.


Navelstrengader gaat van moeder naar embryo

Navelstrengslagader
gaat van embryo naar moeder

Slide 40 - Slide

Navelstrengslagaders: Hierin stroomt bloed van het
embryo naar de placenta.
(koolstofdioxide, water en andere afvalstoffen)

Navelstrengader: Hierin stroomt bloed van
de placenta naar het embryo.
Huiswerk KB


Maak opdracht 1 t/m 5 van 
Veilig vrijen_ voorbehoedsmiddelen

LET OP!
CONTROLE!
Huiswerk BB


Maak opdracht 1 t/m 5 van 
Veilig vrijen_ voorbehoedsmiddelen

LET OP! 
CONTROLE


Slide 41 - Slide

This item has no instructions