What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica: taalkundig ontleden (woordsoorten)
Grammatica woordsoorten
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
Slide 1 - Slide
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit
Coca Cola
drinken bij de computer.
A
zelfstandig naamwoord (znw)
B
voorzetsel (vz)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
D
zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 2 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar
de
winkel.
A
lidwoord (lw)
B
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Slide 3 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film
gekeken
.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 4 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar
huis
.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
zelfstandig naamwoord (znw)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
D
voorzetsel (vz)
Slide 5 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik
heb
veel nagedacht.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 6 - Quiz
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Slide 7 - Open question
'Ik zag twee vliegen vliegen.'
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quiz
Naar wie/wat verwijst een persoonlijk voornaamwoord?
Slide 9 - Open question
Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan?
Slide 10 - Open question
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 11 - Quiz
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Waar staat het bezittelijk voornaamwoord in de zin?
A
Vóór het zelfstandig naamwoord
B
Achter het werkwoord.
C
Achter het zelfstandig naamwoord.
D
A, B en C zijn fout.
Slide 12 - Quiz
Het is hun geheim.
Deze zin heeft een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Een aanwijzend voornaamwoord...
A
wijst een bijvoeglijk naamwoord aan
B
wijst een zelfstandig naamwoord aan
C
wijst een lidwoord aan
D
wijst een werkwoord aan
Slide 14 - Quiz
Wat zijn de
aanwijzend voornaamwoorden?
A
Hier, daar, overkant, verderop
B
wie, wat, welke, wat voor, wat voor een
C
op, naast, in, onder, over, achter
D
die, dit, deze, dat, zulke, zo'n, dergelijke
Slide 15 - Quiz
Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?
A
Zie
B
je
C
die
D
daar
Slide 16 - Quiz
Een aanwijzend voornaamwoord kan zelfstandig voorkomen.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
More lessons like this
Grammatica: taalkundig ontleden (woordsoorten)
6 days ago
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - Quiz
November 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - les 2
February 2025
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Woordsoorten
November 2024
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten - les 2
May 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - les 2
5 days ago
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten - les 2
April 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
(1) Herhaling woordsoorten brugklas
January 2025
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1