Nieuwsbegrip AA Avocado populair

begrijpend lezen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les:
-Ik kan voorspellen waar een tekst over gaat.
- Ik ken de betekenis van de woorden van deze week.
-Ik kan meepraten over het nieuwsonderwerp van deze week.

Slide 2 - Slide

Doel: Verkennen van de tekst.
Lees de tussenkopjes. Waar denk je dat de tekst over gaat?

Slide 3 - Slide


Wat weet jij al over het de Avocado?

Slide 4 - Mind map

Kan jij de juiste betekenis aan de woorden koppelen?
het vruchtvlees
rauw
kweken
voedzaam
-achtig
aten groeien. Je stopt dan zaadjes in de grond en laat ze uitgroeien tot planten.
je hebt er weinig van nodig om geen honger meer te hebben. Het vult je maag goed.
het zachte deel van fruit. Het zit tussen de schil en de pit.
het lijkt erop
niet gekookt of gebakken

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

We gaan aan de slag met de tekst.

Slide 8 - Slide

Doel: Ik kan voorspellen waar de tekst over gaat door de inleiding te lezen.
Opdracht: Ik lees de inleiding.

Slide 9 - Slide


De titel van de tekst is: Het is winter. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Winter
B
Winterweer in Nederland
C
Sneeuw
D
Sneeuwpret

Slide 10 - Quiz


Wat zal de tekst over het onderwerp vertellen? Wat denk je?

Slide 11 - Open question

Doel: we lezen de tekst. Opdracht: lees de eerste alinea.

Slide 12 - Slide


Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt.

Slide 13 - Open question


Staat je antwoord op jouw vraag in de tekst? Schrijf hier je antwoord op.

Slide 14 - Open question


Vraag: Wat is een ijsdag?
A
Dan is het de hele dag onder de nul graden.
B
Dan ligt er overal ijs.
C
Dan ijzelt het de hele dag

Slide 15 - Quiz

Opdracht: Lees de alinea. 

Slide 16 - Slide


Vraag: Welke problemen waren er door de sneeuw?
A
Auto’s gleden weg en treinen konden niet rijden.
B
Kinderen gingen sleeën en hun ouders moesten helpen.
C
Kinderen gleden weg en auto’s konden niet rijden.

Slide 17 - Quiz


Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. 

Slide 18 - Open question

Opdracht: Lees de alinea. 

Slide 19 - Slide


Vraag: Waarom lukte het zondag niet zo goed om sneeuwballen te maken?
A
Omdat het rond de nul graden was. Het moet heel hard vriezen. Dan kun je echt goede sneeuwballen maken.
B
Omdat het te warm was. Als het te warm is, worden de sneeuwvlokken ook te warm. En dan smelt de sneeuw.
C
Omdat het vroor. Als het vriest, bevriest het laagje water dat op sneeuwvlokken zit. En dan plakken de vlokken niet meer aan elkaar.

Slide 20 - Quiz

Opdracht: Lees de alinea. 

Slide 21 - Slide


Wat is er nodig om natuurijs te krijgen?

Slide 22 - Open question


Vraag: : En er worden deze week nog meer ijsdagen
verwacht. Wat betekent verwachten?
A
blij zijn omdat iets heel leuk is.
B
denken dat iets gaat gebeuren.
C
schrikken omdat je iets bent vergeten

Slide 23 - Quiz


Vraag: Zij wonen soms verder weg van school.
Wie of wat wordt bedoeld met zij?
A
kinderen
B
treinen
C
juffen en meesters

Slide 24 - Quiz


Vraag: Waarom waren op maandag sommige scholen dicht?
A
Omdat de juffen en meesters door de sneeuw moeilijk op school konden komen.
B
Omdat de kinderen dan een vrije dag konden hebben en buiten konden sleeën.
C
Omdat er geen auto’s en treinen mochten rijden in Nederland.

Slide 25 - Quiz


Vraag: Veel mensen in Nederland schaatsen graag op
natuurijs.
Wat moet er nog gebeuren voordat mensen op natuurijs kunnen schaatsen? 
A
Het moet hard gaan vriezen.
B
Het moet veel gaan sneeuwen.
C
Mensen moeten niet tegelijk op het natuurijs gaan staan.

Slide 26 - Quiz


Welke nieuwe dingen over (onderwerp van de week) heb je in de tekst gelezen? Schrijf er twee op.

Slide 27 - Open question

Kan jij de juiste betekenis aan de woorden koppelen?
het vruchtvlees
rauw
kweken
voedzaam
-achtig
aten groeien. Je stopt dan zaadjes in de grond en laat ze uitgroeien tot planten.
je hebt er weinig van nodig om geen honger meer te hebben. Het vult je maag goed.
het zachte deel van fruit. Het zit tussen de schil en de pit.
het lijkt erop
niet gekookt of gebakken

Slide 28 - Drag question


Evaluatie: Ik heb de doelen van deze les behaald.
-Ik kan voorspellen waar een tekst over gaat.
- Ik ken de betekenis van de woorden van deze week.
-Ik kan meepraten over het nieuwsonderwerp van deze week.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Slide 30 - Slide

Maak online de opdrachten van Nieuwsbegrip.

Slide 31 - Slide