This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Vrijdag 12 februari
Woordenschat
Toets thema 6 Verliefd zijn
Spreekwoorden
Maak een tekening van het spreekwoord.
Pauze
Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip Winterweer in Nederland
Slide 1 - Slide
Disk
Je maakt de toets woordenschat.
Klaar? Toets aan de docent geven en even op je mobiel!
Slide 2 - Slide
Teken het spreekwoord
Een spreekwoord moet je niet letterlijk nemen. Een spreekwoord betekent altijd iets anders.
Kijk maar eens naar de volgende tekeningen. Het spreekwoord is getekend zoals het er precies staat.
Maar wat betekent het spreekwoord?
Slide 3 - Slide
Liefde is blind
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Opdracht
Kies een spreekwoord. Maak een tekening van het spreekwoord.
Teken wat het spreekwoord zegt!
Slide 7 - Slide
Spreekwoorden
Het spreekwoord
De betekenis
Een gat in de lucht springen
Heel blij zijn
De appel valt niet ver van de boom
Kinderen lijken vaak precies op hun ouders
Als kat en hond leven.
Twee mensen die in 1 huis wonen en altijd ruzie hebben.
Nu komt de aap uit de mouw
Nu vertel je de waarheid!
Blaffende honden bijten niet.
Mensen die een grote mond hebben, zijn eigenlijk heel aardig.
De liefde van de man gaat door de maag.
Als je lekker eten maakt, wordt iemand sneller verliefd op jou.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als de baas er niet is, doet iedereen maar wat hij wil.
Slide 8 - Slide
Pauze
timer
15:00
Slide 9 - Slide
Begrijpend lezen
Winterweer in Nederland
We kijken naar het Jeugdjournaal voor Nieuwsbegrip;
We lezen de tekst;
We maken de vragen;
We bespreken de antwoorden
Slide 10 - Slide
Lees de inleiding van de tekst. Schrijf een vraag op die je bij de inleiding hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 11 - Open question
Wat is het nieuws over Nederland?
A
Het is winter in Nederland. De sneeuw en de kou zorgen voor plezier en
problemen.
B
In de wereld ligt veel sneeuw. Dat vinden alle mensen van alle landen
leuk.
C
Liefhebbers houden van schaatsen. Ze vinden het fijn om te schaatsen.
Slide 12 - Quiz
Lees het stukje IJsdag. Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 13 - Open question
Wat is een ijsdag?
Slide 14 - Open question
Wanneer spreek je van een koudegolf?
A
Dan moet het een paar dagen achter elkaar 10 graden onder nul of kouder
zijn.
B
Dan moet het op drie van de vijf ijsdagen 10 graden onder nul of kouder
zijn.
C
Dan moeten er vijf dagen zijn waarop het 10 graden onder nul of kouder
is.
D
Dan moeten er vijf ijsdagen achter elkaar zijn.
Slide 15 - Quiz
Lees het stukje Plezier en problemen. Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 16 - Open question
Welke problemen waren er door de sneeuw?
A
Auto’s gleden weg en treinen konden niet rijden.
B
Kinderen gingen sleeën en hun ouders moesten helpen.
C
Kinderen gleden weg en auto’s konden niet rijden.
Slide 17 - Quiz
Lees het stukje Geen sneeuwballen? Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 18 - Open question
Waarom lukte het zondag niet zo goed om sneeuwballen te maken?
A
Omdat het rond de nul graden was. Het moet heel hard vriezen. Dan kun
je echt goede sneeuwballen maken.
B
Omdat het te warm was. Als het te warm is, worden de sneeuwvlokken
ook te warm. En dan smelt de sneeuw.
C
Omdat het vroor. Als het vriest, bevriest het laagje water dat op
sneeuwvlokken zit. En dan plakken de vlokken niet meer aan elkaar.
Slide 19 - Quiz
Lees het stukje Schaatsen. Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 20 - Open question
Lees regel 8. Daar staat: En er worden deze week nog meer ijsdagen verwacht. Wat betekent verwachten?
A
blij zijn omdat iets heel leuk is.
B
denken dat iets gaat gebeuren.
C
schrikken omdat je iets bent vergeten.
Slide 21 - Quiz
Lees regel 17-18. Daar staat: Zij wonen soms verder weg van school. Wie of wat wordt bedoeld met zij?
A
kinderen
B
treinen
C
meesters of juffen
Slide 22 - Quiz
Lees regel 28. Daar staat: Veel mensen in Nederland schaatsen graag op natuurijs. Wat moet er nog gebeuren voordat mensen op natuurijs kunnen schaatsen?
A
Het moet hard gaan vriezen.
B
Het moet veel gaan sneeuwen.
C
Mensen moeten niet tegelijk op het natuurijs gaan staan