BK3A, reportage, 13/10

Welkom BK3A!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom BK3A!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Wat als...?
- Reportage check
- Voorbeeld reportage
- Aan de slag
- Spelletje? 

Slide 2 - Slide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 





Slide 3 - Slide

Reportage
Vorige les hebben we het gehad over het maken van een reportage

Een reportage is een filmverslag. Jullie gaan bij een volwassene op zijn/haar werk filmen. 
Het is belangrijk dat je niet alleen het interview filmt, maar ook daadwerkelijk laat zien wat het werk inhoudt.
 
Zo krijg je een breed beeld van wat het werk inhoudt. 

Slide 4 - Slide

Checklist
1. Heb je een groepje van 1-3 personen? 
2. Heb je iemand gevonden waarbij je op woensdag 26 oktober mag komen filmen?
3. Heb je 6 vragen bedacht die je sowieso kan stellen? 
4. Heb je nagedacht over hoe je het filmpje wil gaan editen op woensdag 26 oktober in de middag?
5. Op donderdag 27 oktober ga je het filmpje presenteren. Je krijgt een cijfer dat 2x meetelt! 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Aan de slag!
- Zoek je groepje op
- Maak afspraken voor de 26e (de dag van het filmen en editen!)
- Vraag de volwassene alvast of diegene kan
- Maak een taakverdeling (wie filmt, wie interviewt, wie gaat editen etc.)
- Controleer de vragen die je wil stellen

Slide 7 - Slide

Onbekende woorden
3. Een voorbeeld zoeken
Soms kun je moeilijke woorden begrijpen omdat er voorbeelden bij het woord worden genoemd. (Yoesra verzamelt haar tekengerei (potloden, wasco en stiften) om verder te werken aan haar kunstwerk. )

Hoe doe je dat?
Voorbeelden staan vaak na woorden zoals als, bijvoorbeeld. Of voorbeelden staan vaak na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma's. 

Slide 8 - Slide

Onbekende woorden
4. Een tegenstelling zoeken
Soms kun je moeilijke woorden begrijpen omdat er een tegenstelling bij het woord worden genoemd. (Lieke is vrij ingetogen, terwijl haar broertje juist erg uitbundig is.)

Hoe doe je dat?
Kijk naar de zin ervoor of erna. 

Slide 9 - Slide

Onbekende woorden
5. Ga op zoek naar een bekend woorddeel
Soms herken je het woord niet, maar wel een deel van een woord. Bijvoorbeeld: on- (niet), her- (opnieuw), -loos (zonder). Hierdoor weet je beter wat het woord betekent. (Koeien zijn van nature herkauwers.) 

Slide 10 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1 t/m 9 (blz. 30-36)
Hoe? We beginnen in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Dit is huiswerk voor donderdag. De volgende les heb je geen tijd om aan de opdrachten te werken. 
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 11 - Slide

Een overtuigende tekst schrijven
1. Verdeel de tekst in in een inleiding, middenstuk en slot
2. Vertel in de inleiding wat het onderwerp is en geef daarover je mening. (Ik vind.... Ik denk... Volgens mij.... Ik ben van mening...)
3. In het middenstuk zeg je argumenten. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea. Je kunt een argument duidelijker maken door een voorbeeld of uitleg te geven.
4. In het slot schrijf je je conclusie. Vaak herhaal je in de conclusie kort je mening en je argumenten. 

Slide 12 - Slide

Uitleg eindopdracht

Slide 13 - Slide

Bedenk zelf een argument de mening: 'Paprika is een overbodige groente.'

Slide 14 - Open question

Bedenk zelf een argument bij de mening: 'Sociale media moet voor kinderen onder de 12 jaar verboden worden.'

Slide 15 - Open question

Lezen H1
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken

- Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot
- Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
- De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. 
- Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.

Slide 16 - Slide

Lezen H1
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten.
Die ene zin noem je de hoofdgedachte

Om die zin te vinden, stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.





Slide 17 - Slide

Lezen H1
Zo vind je de hoofdgedachte:
1. Bepaal het onderwerp van de tekst.
2. Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.




Slide 18 - Slide

Tekstdoel en publiek 

Slide 19 - Slide

Samen aan de slag!
Opdracht 4 (blz. 16) 

We maken de opdracht gedeeltelijk samen. Op deze manier leer je van elkaar. Daarbij komt dat wanneer je de tekst leest en hoort, je het vaak beter begrijpt. 

Slide 20 - Slide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 

Waar denken jullie dat dit boek over zal gaan?




Slide 21 - Slide

  Pauze! 

Slide 22 - Slide

Samen maken!
Opdracht 3 (blz. 14-15) 

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat! 

We maken vraag 2 t/m 8


Slide 23 - Slide

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk
Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek




Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

timer
10:00

Slide 24 - Slide