P1 Leesvaardigheid (Oefening baart kunst)

Nederlands periode 1
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands periode 1

Slide 1 - Slide

Periode 1 (23-08 tot 11-10)
2 onderdelen:
Leesvaardigheid
Leestekens

Slide 2 - Slide

P1 Leesvaardigheid (Oefening baart kunst)

Slide 3 - Slide

Leesvaardigheid P1
Leerdoelen:

 
1. Ik kan uitleggen welke vier leesstrategieën er zijn en welk doel ze hebben.
2. Ik kan de volgende tekstverbanden en hun signaalwoorden herkennen in een tekst: opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling, uitleg, reden en conclusie.
3. Ik kan de tekstdoelen informeren, overtuigen, activeren en amuseren herkennen in een tekst en kan uitleggen welke tekstsoorten en tekstvormen bij deze doelen horen.
4. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst benoemen

Slide 4 - Slide

Leesstrategieën
De verschillende manieren waarop je leest.
Welk doel heb je?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Leesstrategieën

Er zijn vier leesstrategieën:

verkennend lezen 
nauwkeurig lezen
zoekend lezen
studerend lezen

Slide 7 - Slide

Leesstrategieën 
manier van lezen
wat je doet
verkennend
titel, deeltitels, illustraties en onderschriften bekijken, inleiding en slot lezen en de bron en de schrijver bekijken
nauwkeurig
alle alinea's lezen en naar signaalwoorden zoeken
zoekend
dat gedeelte lezen waar het antwoord op je vraag te vinden is
studerend
lezen om de informatie te onthouden

Slide 8 - Slide

Samen lezen
M Tekst 1  "Loopstijl beïnvloed humeur"
H "Plastic in de oceaan"
in Talent
hoofdstuk 1 
paragraaf 2 (Lezen)

Slide 9 - Slide

Maak:
 
M opdracht 4 en 5
H opdracht 4

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden

Slide 11 - Slide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Tekstverbanden
  • opsommend
  • tijdsvolgorde/chronologisch
  • tegenstellend
  • uitleggend
  • redengevend
  • concluderend

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Opsomming
Bij een opsomming worden verschillende dingen achter elkaar genoemd. Deze dingen horen bij elkaar. Dat is een opsomming. 

Slide 16 - Slide

Opsommend verband
Signaalwoorden voor opsomming zijn:
  • eerst
  • dan
  • daarna
  • vervolgens
  • tenslotte
  • en, ook

Slide 17 - Slide

Ik houd van sporten en shoppen. Ook houd ik van koken.
Wat zijn de signaalwoorden?
Wat is het tekstverband?

Slide 18 - Open question

Tijdsvolgorde

Slide 19 - Slide

Tekstverband: tijdsvolgorde  

Tekstverband:
opsommend

Slide 20 - Slide

Eerst ging ik naar school, daarna moest ik naar voetbaltraining.
Wat zijn de signaalwoorden?
Wat is het tekstverband?

Slide 21 - Open question

Tegenstelling

Slide 22 - Slide

Tekstverband tegenstelling

Slide 23 - Slide

Tekstverband "tegenstelling"
Een tegenstelling geeft het tegenovergestelde aan; Niet warm, maar koud. Dit tekstverband herken je aan de volgende signaalwoorden:
  • Maar
  • Echter
  • Daarentegen
  • Toch

Slide 24 - Slide

Vanmorgen moest in vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.
Wat zijn de signaalwoorden?
Wat is het tekstverband?

Slide 25 - Open question

Uitleg

Slide 26 - Slide

Uitleggend tekstverband
  • Een uitleggend tekstverband legt iets uit, vaak in de vorm van een voorbeeld.
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, onder andere, zoals
  • Voorbeeld: Trojaanse paarden zitten bijvoorbeeld verscholen in gratis software die je op internet kunt downloaden. 

Slide 27 - Slide

Ik heb veel spelletjes thuis, zoals memorie en Uno.
Wat zijn de signaalwoorden?
Wat is het tekstverband?

Slide 28 - Open question

Bedenk een zin met een opsommend tekstverband.

Slide 29 - Open question

Bedenk een zin met een tegenstellend tekstverband.

Slide 30 - Open question

Reden

Slide 31 - Slide

Redengevend tekstverband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Anja wil wel collecteren voor de Dierenbescherming, want zij wil dieren in nood helpen. 
Redengevende tekstverbanden komen vaak voor in betogende teksten. 

Slide 32 - Slide

Een voorbeeld van een redengevend tekstverband:
           tekstgedeelte 1                           signaalwoord                  tekstgedeelte 2 
        Ik sport om de dag                                    omdat                         ik fysiek fit wil zijn. 
reden

Slide 33 - Slide

Oom Ben mag geen cake eten, want hij is op dieet.
Wat zijn de signaalwoorden?
Wat is het tekstverband?

Slide 34 - Open question

Conclusie

Slide 35 - Slide

Concluderend tekstverband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, de slotsom is, concluderend
Anja heeft acrylnagels opgeplakt. Ze is dus helemaal klaar voor het slotfeest. 
Concluderende tekstverbanden komen vaak voor in betogende teksten. 

Slide 36 - Slide

Het regende, stormde en waaide hard.
Kortom, we hebben veel pech gehad met het weer.
Wat zijn de signaalwoorden?
Wat is het tekstverband?

Slide 37 - Open question

Samen lezen
Tekst 1 
M "Loopstijl beïnvloed humeur"
H "Plastic in de oceaan"
in Talent
hoofdstuk 1 
paragraaf 2 (Lezen)

Slide 38 - Slide

Maak:
 
M opdracht 6 en 7
H 5 en 6

Slide 39 - Slide

Tekstdoel &tekstsoort & tekstvorm
Onderwerp & hoofdgedachte

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Tekstdoelen en tekstsoorten
Ik kan de tekstdoelen en tekstsoorten herkennen.

Slide 42 - Slide

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 43 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.

De hoofdgedachte van een tekst 
vertelt in één zin de belangrijkste
boodschap van de tekst.

Slide 46 - Slide

Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 47 - Slide

Maak:
 
M opdracht 11, 12, 13 en 14
H opdracht 10, 11, 12 en 13

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link

Slide 50 - Link

Stap over naar de les tekstdoel en tekstsoort.

Slide 51 - Slide