Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Grammatica woordsoorten : 


- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.


- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen:
 
     

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welke pers vnw?
Jullie moeten hem deze vraag stellen.

Slide 6 - Open question

Welke pers vnw?
Kunt u me morgen naar de bioscoop brengen?

Slide 7 - Open question

Welke pers vnw?
Jullie moeten hem deze vraag stellen.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

samen!

Benoem de pers.vnw en bez.vnw

1. Mijn jas heb ik aan jou gegeven.
2. Wil je jouw jas aan mijn kapstok hangen?
3. Deze taart is voor jullie.
4. Zij is haar schooltas vergeten mee te nemen.
5. Zij hebben hun huiswerk nog niet bij mij ingeleverd.

Slide 11 - Slide

Welke bez. vnw?
Mijn telefoon is zoek.

Slide 12 - Open question

Welke bez. vnw?
Heb jij mijn tas meegenomen ?

Slide 13 - Open question

Welke bez. vnw?
Smaakt jouw kroket ook zo vies?

Slide 14 - Open question

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 15 - Quiz

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 16 - Quiz

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 17 - Quiz

Hij heeft mijn boek en haar tas meegenomen.
Wat is het bez.vnw?
A
hij, mijn, haar
B
mijn, haar
C
haar
D
hij

Slide 18 - Quiz

Heb je jouw hondje uitgelaten?
Wat is goed?
A
je + jouw= bez.vnw
B
je + jouw= pers.vnw
C
je=pers.vnw, jouw=bez.vnw
D
je=bez. vnw jouw= pers.vnw

Slide 19 - Quiz

De docent zei: Ik heb jullie toetsen nagekeken.
Wat is het pers.vnw?

Slide 20 - Open question