This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
7.4 dl2 + start 7.5
Slide 1 - Slide
Deze les:
- Ontstaan van eerste leven / Endosymbiose theorie
- Cladogram
- start 7.5: Populatie genetica in instabiele populaties
Slide 2 - Slide
Eerste cellen
3,5 tot 4 miljard jaar geleden ontstond het eerste leven op aarde, een anaerobe, heterotrofe prokaryoot.
Prokaryoot : zonder kern
Heterotroof: afhankelijk van organische stoffen van buiten
Anaeroob: dissimilatie zonder zuurstof
Slide 3 - Slide
Ontstaan van verschillende prokaryoten?
1. - Eerste cellen waren waarschijnlijk anaerobe heterotrofe prokaryoten, maar groei aantal bacteriën leidde tot tekort organische stoffen = CONCURRENTIE
2. Ontstaan fotoautotrofe prokaryoten, produceren eigen organische stoffen met CO2, H2O en lichtenergie. Vormen daarbij O2.
3. Ontstaan aerobe prokaryoten, met behulp van O2 (dankzij de fotoautotrofen) kunnen deze prokaryoten efficiënter energie uit organische stoffen maken.
Slide 4 - Slide
Eukaryoten
Door insnoeringen van het celmembraan zijn er cellen met een celkern ontstaan: eukaryote cellen
Endosymbiosetheorie:
Eukaryoten 'versmelten' met prokaryoten die energie uit glucose kunnen halen met zuurstof -> ontstaan mitochondrium
Eukaryoten 'versmelten' met prokaryoten die in staat zijn tot fotosynthese -> ontstaan chloroplast (bladgroenkorrel).
Slide 5 - Slide
Endosymbiose theorie
- Mitochondriën en chloroplasten zijn organellen met twee membranen en hun eigen DNA.
- Volgens de endosymbiosetheorie waren de chloroplasten in plantcellen ooit vrij levende fotoautotrofe prokaryoten en de mitochondriën waren aerobe prokaryoten.
- Door fagocytose zijn zij in de gastcel terecht zijn gekomen en zijn zij gezamenlijk in symbiose gaan voortleven.
Slide 6 - Slide
BINAS 94C
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Tijdlijn
1,5 miljard jaar geleden ontstaan de eerste meercellige organismen.
600 miljoen jaar geleden de eerste dieren.
300 miljoen jaar geleden de eerste zoogdieren.
200 miljoen jaar geleden de eerste mens.
Slide 9 - Slide
Zet in de juiste volgorde: I Eerste meercelligen II Eerste eukaryoten III Eerste organismen die fotosynthese kunnen uitvoeren IV Eerste cellen die met O2 organische stoffen kunnen afbreken V Eerste dieren
A
I - III - IV - II - V
B
IV - I - III - II - V
C
III - IV - II - I - V
D
II - IV - III - I - V
Slide 10 - Quiz
BINAS 78
Slide 11 - Slide
Cladistiek
Slide 12 - Slide
Cladogram
Een cladogram geeft weer hoe de soorten in de tijd zijn ontstaan en welke soorten gemeenschappelijke voorouders hebben.
Slide 13 - Slide
Waar is het celmembraan ontstaan?
A
Plaats A
B
Plaats B
C
Plaats C
D
Plaats D
Slide 14 - Quiz
Waar is de celkern ontstaan?
A
Plaats A
B
Plaats B
C
Plaats C
D
Plaats D
Slide 15 - Quiz
Waar zijn mitochondriën ontstaan?
A
Plaats A
B
Plaats B
C
Plaats C
D
Plaats D
Slide 16 - Quiz
Waar zijn chloroplasten ontstaan?
A
Plaats A
B
Plaats B
C
Plaats C
D
Plaats D
Slide 17 - Quiz
Welke vorm van symbiose hadden de eerste cyanobacteriën (die later chloroplasten werden) en eukaryote cellen?
A
Parasitisme
B
Mutualisme
C
Commensalisme
D
Geen van bovenstaande
Slide 18 - Quiz
Stencil: Cladogram opdracht
Klaar?
Maken 7.4 opdr. 31 t/m 38 (= huiswerk)
Slide 19 - Slide
Populatie genetica - instabiele populaties
Door allerlei oorzaken kan in de loop van de tijd de genetische samenstelling van een populatie veranderen.
-> migratie
-> toeval
-> natuurlijke selectie
Slide 20 - Slide
Populatie genetica - instabiele populaties
Genetische samenstelling in de populatie kun je bekijken door te kijken naar:
Allelfrequentie: hoe veel komt een bepaald allel voor?
Genotypefrequentie: hoe vaak komt een bepaald genotype voor?
Slide 21 - Slide
Allelfrequentie
Bijvoorbeeld in een populatie
130 * AA
60 * Aa
10 * aa
Wat is de allelfrequentie van A en van a?
Slide 22 - Slide
Allelfrequentie
Bijvoorbeeld in een populatie
130 * AA
60 * Aa
10 * aa
Frequentie A is 320 van de 400 en 320/400 = 0,8
Frequentie a is 80 van de 400 en 80/400 = 0,2
Slide 23 - Slide
Genotypefrequentie
Bijvoorbeeld in een populatie
130 * AA
60 * Aa
10 * aa
Frequentie AA is 130 van de 200 dus 130/200 = 0,65
Frequentie Aa is 60 van de 200 dus 60/200 = 0,3
Frequentie aa is 10 van de 200 dus 10/200 = 0,05
Slide 24 - Slide
Allelfrequenties veranderen
Door gene flow:
Het mixen van allelen tussen populaties door migratie
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Allelfrequentie voor grijze vacht omlaag
Allelfrequentie voor grijze vacht omhoog
Slide 27 - Slide
Allelfrequenties veranderen
Door genetic drift (toeval!)
Bijvoorbeeld bij voortplanting in kleine populatie.
Slide 28 - Slide
Allelfrequentie voor grijze vacht omhoog
Slide 29 - Slide
Allelfrequenties veranderen
Door genetic drift (toeval!)
Bijvoorbeeld door het flessenhals effect.
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Catastrofe
Slide 32 - Slide
Allelfrequentie voor grijze vacht omhoog
Slide 33 - Slide
Allelfrequenties veranderen
Door genetic drift (toeval!)
Bijvoorbeeld door het founder effect.
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Allelfrequentie voor grijze vacht lager
Slide 37 - Slide
Allelfrequenties veranderen
Door natuurlijke selectie (geen toeval!):
Veranderingen in de genetische samenstelling van een populatie als gevolg van een verschillende fitness.