1 a Alinea 1 en 2 horen bij de inleiding, alinea 3 en 4 horen bij de kern en alinea 5 hoort bij het slot.
b De schrijver probeert je te verleiden om verder te lezen door in de inleiding citaten te geven waaruit een sterke stelling van suikerproducenten blijkt.
c Alinea 1: ‘Suikerproducenten zijn het zat dat hun product als ‘vergif’ wordt gezien.’
Alinea 2: ‘’We krijgen de schuld van heel veel’, zegt Albert Markusse, directeur van suikerproducent Suiker Unie.’
Alinea 3: ‘Het Diabetes Fonds is geen voorstander van suiker.’
Alinea 4: ‘De Suiker Unie ziet de oplossing vooral in voorlichting.’
Alinea 5: ‘Deskundigen zijn het dus niet met elkaar eens.’
d Het is een conclusie. Dit kun je zien aan het signaalwoord ‘dus’.
2 a Deze zin hoort in een slot. Het is waarschijnlijk de conclusie die volgt uit de eerdere tekst.
b Deze zin hoort in een inleiding. Er wordt een inleidende vraag gesteld die in de rest van de tekst uitgewerkt zal worden.
c Deze zin hoort in een kern. Het is een verdere uitwerking van het onderwerp.