We beginnen met enkelvoud en meervoud.
Jan loopt op straat.
Jan is alleen, dus het is enkelvoud.
Jan en Piet lopen op straat.
Jan en Piet zijn samen: dat is meervoud.
Kijk wat er met het werkwoord gebeurt.
`Jan loopt op straat.
Jan en Piet lopen op straat.
Het werkwoord verandert. Loopt wordt lopen als de zin van enkelvoud in meervoud verandert.