ObserverendLerenLezen01Def

Observerend leren lezen - les 1
Een les over diep begrip
1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Observerend leren lezen - les 1
Een les over diep begrip

Slide 1 - Slide

Intro op de lessenserie
(Kort ... zes dia's lang ...)

Slide 2 - Slide

1. Ontlezing?
Sommige volwassenen klagen weleens over ontlezing: jongeren zouden minder lezen.

Maar is dat zo? Uit onderzoek blijkt dat jongeren meer tekst lezen op een dag dan dertig jaar geleden. Een 15-jarige Nederlander besteedt gemiddeld meer dan 2,5 uur per dag aan sociale media. Appjes, internettekstjes: er wordt op een dag wat af gelezen!

Slide 3 - Slide

Scannend lezen
Maar de manier van lezen van jongeren lijkt wel veranderd. Teksten op je mobiel en op internet lees je meestal anders dan een tekst in een boek.
Vaak zijn internetteksten best eenvoudig en kort. En je kunt ze met één keer lezen begrijpen, vaak zelfs door ze scannend door te nemen.

Slide 4 - Slide

1. Teksten experts
In heel wat situaties op school, later in je studie en nog later in je werk gebruik je  teksten van experts. Denk aan een proefwerk bij een toets economie, een presentatie op de universiteit, een rapport op je werk. 

Voor dit soort opdrachten kun je een tekst vaak niet even snel 'scannen', je moet hem eerst goed en precies begrijpen voordat je ervan kunt leren. Daar komt bij dat zo'n tekst lastig kan zijn om te doorgronden.

Slide 5 - Slide

Diep begrip!
Maar wanneer begrijp je een tekst goed? Nederlandse leerlingen blijken de laatste jaren meer moeite te hebben met diep begrip, begrip dat je nodig hebt voor allerlei taken en opdrachten, later in je studie en in je werk.

Daarover gaan we in zes lessen nadenken:
wat is diep begrip, hoe bouw je het op, en wanneer gebruik je het?

Idee helder? Dan starten we nu met les 1.

Slide 6 - Slide

Wanneer lees jij voor school een tekst met diep begrip? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open question

We gaan dus in zes lessen nadenken over drie vragen:
wat is diep begrip, hoe bouw je het op, en wanneer gebruik je het?

Idee helder? Dan starten we nu met les 1.

Slide 8 - Slide

Inhoud les 1
1.  Lesdoel: diep begrip
2. Uitleg over eye-tracking
3. Voorbereidende opdracht
4. Filmpjes van drie lezende leerlingen met opdrachten
5. Conclusie: Wat heb je geleerd?


Slide 9 - Slide

Les 1
In deze eerste les zetten we stap 1: wat is diep begrip eigenlijk?

Na deze les weet je wat het betekent om een tekst diep te begrijpen, en kun je voor jezelf beter controleren of je een tekst diep begrijpt.

Slide 10 - Slide

2. Eye-tracking (1)
Wanneer laat je zien dat je een tekst diep begrijpt? Daarover gaan we nadenken aan de hand van enkele oogbewegingsfilmpjes.
In deze les ga je de oogbewegingen zien van vwo 4-leerlingen die tijdens lezen zijn gevolgd met een eye-tracker. Deze apparatuur wordt in allerlei onderzoek gebruikt over de hele wereld. Waar kijken internetgebruikers naar op een internetpagina? Bekijken mensen een donkere man anders dan een witte man in een verdachte situatie?

Slide 11 - Slide

Eye-tracking in leesonderzoek
Eye-tracking wordt ook veel ingezet bij onderzoek naar leesgedrag: je kunt immers precies volgen hoe lezers, op een scherm, lezen. In de volgende slide zie en hoor je hoe een Zweeds meisje hardop enkele Engelse zinnen leest. Daarbij hapert ze nogal eens.
Let er bij het kijken op hoe je dat haperen terug kunt zien in haar oogbewegingen.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Gaze-replays
In deze les ga je een aantal 'gaze-replays'  zien van lezende leerlingen. Via deze filmpjes kun je volgen waarop leerlingen fixeerden (hun ogen richtten): je kunt zo goed volgen hoelang ze zich met een tekstdeel bezighielden.

Bestudeer eerst de twee plaatjes van gaze-replays hiernaast: twee leerlingen lazen dezelfde tekst. Waarin verschilt de linkerleerling van de rechter?
--> quizvraag op de volgende slide!

Slide 14 - Slide

Wat is het meest logische verschil
tussen deze beide lezers?
A
De linker heeft geen dyslexie, de rechter wel.
B
De linker leest veel langzamer dan de rechter
C
De linker leest sneller dan de rechter.
D
De linker draagt een bril, de rechter niet.

Slide 15 - Quiz

O ja... goed om te melden:
 alle antwoorden die je geeft in deze lessenserie, worden digitaal opgeslagen en zijn voor je docent zichtbaar. Weet dat dus als je antwoord geeft!

Slide 16 - Slide

3. Denkbeeldige opdracht
Je hoort en ziet straks hoe twee leerlingen een korte tekst proberen te begrijpen. Ze moesten een presentatie geven voor het schoolvak Nederlands over complotdenkers: waardoor zijn complotdenkers geneigd om in complotten te denken?

 

Slide 17 - Slide

Voorbereiding
Zodat je straks het leesgedrag van de twee leerlingen beter kunt volgen, ga je nu eerst zelf deze tekst bestuderen.

Lees de tekst 'Complotdenkers' goed, op zo'n manier dat je een duidelijk beeld van de inhoud hebt en de hoofdlijnen goed begrijpt. Je moet straks een korte samenvatting van deze tekst kunnen maken, zonder dat je de tekst nog erbij hebt!

Slide 18 - Slide

Complotdenkers

[1] Op onze aardbol lopen een hoop complotdenkers rond die de meest bizarre dingen beweren. Zo was de maanlanding in 1969 in scène gezet en zijn er plannen om Europa de komende decennia helemaal Duits te maken. Die theorieën zijn natuurlijk best leuk maar sommige gaan wel erg ver. Onderzoekers braken zich lange tijd het hoofd over wat sommige mensen wel complotdenkers maakt en anderen niet. Nu denkt een team psychologen van de Vrije Universiteit Amsterdam het antwoord te weten: complotdenkers gebruiken een bepaald denkpatroon – ‘illusoire patroonherkenning’ – overdreven veel.
     [2] Het team kwam tot deze conclusie na het uitvoeren van verschillende experimenten op 264 volwassenen. Zo testten de psychologen of de deelnemers verzonnen complottheorieën geloofden op een schaal van 1 tot 9. Vervolgens onderzochten de wetenschappers of deelnemers sneller patronen zagen in willekeurige dingen, zoals een
muntje opgooien. Mensen die bij het eerste onderzoek hoog scoorden, waren ook geneigd hierin patronen te zien. Deze bevindingen werden bevestigd in nog drie experimenten.
     [3] De conclusie die het team uit deze experimenten trok, is dat complotdenkers te veel en te vaak verbanden zien tussen gebeurtenissen die er eigenlijk niet zijn: ‘illusoire patroonherkenning’. Iedereen heeft dat weleens. Je droomt bijvoorbeeld over je opa en de dag erna hoor je dat hij is overleden. Dit kan haast geen toeval zijn, denk je dan. Maar complotdenkers gaan in dit ontdekken van patronen te ver.
     [4] Sociaal psycholoog Michiel van Elk merkt naar aanleiding van dit onderzoek op: ‘Psychologen onderzoeken al langer de denkwijze van complotdenkers. Veel wetenschappers hebben geen verband gevonden, in dit onderzoek hebben ze dat wel. De vraag is hoe sterk de aangetoonde relatie is. Toevalstreffers kun je immers niet uitsluiten. En andere verklarende factoren blijven volledig buiten beschouwing.’

[Einde]

Slide 19 - Slide

Ik las een moeilijk woord opnieuw.
Ik las lastige zinnen terug.
Ik las ik een of meerdere lastige alinea’s terug.
Ik scande de tekst voor het lezen even.
Ik scande de tekst na het lezen even.
Ik lette op de belangrijkste zaken in de tekst.
Ik maakte in mijn hoofd een kleine samenvatting.
Wat heb je gedaan om deze tekst goed, diep te lezen? Plaats een ster achter de zin als je dit tijdens het lezen hebt gedaan. 

Slide 20 - Drag question

4. Twee lezende leerlingen
Je krijgt nu te zien hoe twee vwo 4-leerlingen deze tekst diep probeerden te begrijpen. Je hoort daarnaast hun commentaar erbij toen we ze uitnodigden over hun leesgedrag na te denken.

We vragen je bij beide leerlingen eerst te beschrijven wat ze precies doen om de tekst goed te begrijpen. UIteindelijk willen we van je weten wie volgens jou er het best in slaagde de tekst diep te begrijpen.

Slide 21 - Slide

Leerling 1: Arne
De eerste leerling van wie je de oogbewegingen gaat zien, is Arne. Je gaat zijn leesgedrag vbij twee alinea's zien. Arne leest allereerst alinea 1 van de tekst 'Complotdenkers'. Begrijpt hij deze alinea diep, na lezen, denk je? 

Volg zijn kijkpatroon en vraag je af waarom hij welke stappen zet: scant hij bijvoorbeeld de tekst? Of kijkt hij naar tekstdelen terug? Doet hij dat vanwege een moeilijk woord of vindt hij een zin belangrijk? Enz. Het is aan te raden het filmpje twee keer te bekijken: het gaat nogal snel ...

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Welke stappen zet Arne tijdens het lezen van al. 1? En waarom zet hij deze stappen, denk je?

Slide 24 - Open question

Leerling 1: Arne
Arne probeert nu alinea 2 van de tekst 'Complotdenkers' te begrijpen. Volg weer zijn kijkpatroon en vraag je af of en waarom hij extra stappen in de tekst zet. Begrijpt hij de tekst goed, denk je?

En bekijk het filmpje dus vooral twee keer: het gaat nogal snel ...

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Welke stappen zet Arne tijdens het lezen van alinea 2? En waarom zet hij deze stappen, denk je?

Slide 27 - Open question

Arne levert ook commentaar bij zijn lezen.
In hoeverre blijkt uit dat commentaar dat hij de tekst diep begrijpt? Leg je mening uit.

Slide 28 - Open question

Heeft Arne nu de tekst diep be-grepen, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Open question

Leerling 2: Berend
De tweede leerling van wie je de oogbewegingen gaat zien, is Berend. Je gaat hier maar één filmpje zien. Je ziet hoe jij verder leest nadat hij de tekst al helemaal doorgenomen heeft. Volg zijn kijkpatroon en vraag je af waarom hij welke stappen in de tekst zet. Begrijpt hij de tekst goed, denk je?

Je wist het al: het is aan te raden om het filmpje twee keer te bekijken: het gaat allemaal nogal snel ...

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Welke stappen zet Berend na
het lezen van de tekst?
En waarom zet hij deze stappen, denk je?

Slide 32 - Open question

Berend levert ook commentaar op zijn lezen.
In hoeverre blijkt uit dit commentaar dat hij de tekst diep begrijpt? Leg je mening uit.

Slide 33 - Open question

Heeft Berend nu de tekst diep begrepen, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open question

5. Conclusie?
Je hebt nu twee leerlingen gezien die nogal verschillend de tekst 'Complotdenkers' probeerden te begrijpen. Waarschijnlijk heb je ook wel ideeën wie van beiden de tekst goed begrepen heeft. Denk er even over na. Op welke lezer leek jij? Op lezer 1, Arne? Op lezer 2, Berend, van wie je alleen zag wat hij deed na de eerste keer lezen?

In de volgende slides gaan we je drie vragen stellen waarin je de twee lezers moet vergelijken. We willen daarbij met je nadenken over wat precies 'diep een tekst begrijpen' betekent.

Slide 35 - Slide

Op welke lezer leek jij vooral, Arne of Berend? Leg uit.

Slide 36 - Open question

We hebben de leerlingen naderhand een pittige tekstbegripstoets laten maken. Wie bleek teksten het best te begrijpen?
A
Arne
B
Berend

Slide 37 - Quiz

Waarom snapte Berend de tekst beter?
Eerst: wat is dieper begrip volgens wetenschappers?

Er zijn veel manieren om een tekst goed te begrijpen, en iedereen leest weer anders. Maar wetenschappers zijn het wel erover eens wat goed, diep tekstbegrip is:
      je kunt dan in eigen woorden de inhoud van een tekst goed weergeven, je kunt de
      gedachtegang ervan aan anderen makkelijk uitleggen.
Je hebt dan de tekst je 'eigengemaakt', zou je kunnen zeggen. 


Slide 38 - Slide

Kijken we dan nu terug naar Berend...
Onthoud wat op de vorige sheet stond!
We vragen je nu nog een keer het lezen van Berend (lezer 2) te bekijken. Vraag jezelf af hoe je uit zijn lezen en zijn commentaar kunt opmaken dat Berend de tekst (waarschijnlijk) goed begrijpt.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Hoe bleek uit de videobeelden dat Berend de tekst diep begreep?
Kies een antwoord uit.
A
Hij las snel en checkte de belangrijkste stukken tekst op het einde nogmaals.
B
Hij las geduldig, zin voor zin, heel precies en nam ruim de tijd voor elke alinea.
C
Hij las de tekst maar één keer door, snel en vlot.

Slide 41 - Quiz

Teruglezen!
Hopelijk had je de vorige vraag goed?
Berend leest de belangrijkste stukken tekst nog een keer door. Door deze terug te lezen, verdiept hij zijn begrip.
(Arne las eerder alleen maar terug als hij iets niet snapt. Hij repareerde zijn begrip maar verdiepte deze niet of nauwelijks.)

Slide 42 - Slide

Hoe bleek uit het commentaar dat Berend de tekst goed begreep? Kies een of twee antwoorden uit.
A
Hij gaf vooral aan de tekst wel te begrijpen.
B
Hij zei het meest in eigen woorden over de tekstinhoud.
C
Hij gaf aan welke woorden of zinnen moeilijk/makkelijk waren.
D
Hij zei wat belangrijk was in de tekst en wat niet.

Slide 43 - Quiz

In eigen woorden ... !
Hopelijk had je het goed?
Berend vat vaak samen en vertelt in eigen woorden wat hij heeft gelezen. Hij heeft de inhoud zich eigengemaakt.
Bij Arne lijkt dat te ontbreken: hij zegt heel weinig over de tekstinhoud.

Berend heeft een goede start gemaakt in de voorbereiding voor zijn presenatie over complotdenkers. Arne nog nauwelijks.

Slide 44 - Slide

Diep begrip!
Dit is dus: diep begrip.

Pas als je de informatie uit de tekst opneemt in jouw kennis van de wereld, ontstaat volgens wetenschappers diep begrip van een tekst. Gewoon oppervlakkig een tekst doornemen is dan niet genoeg.

Vanuit zo'n begrip kun je dan nadenken over én vanuit de tekstinhoud: hoe zinnig is het wat de tekst beweert? Hoe kun je wat de tekst beweert, gaan toepassen op nieuwe situaties? Je interpreteert de tekst min of meer. (Hierop gaan we verderop in de lessenserie nog nader in.)


Slide 45 - Slide

Wat heb je door deze les over je eigen 'diep begrip' geleerd?

Slide 46 - Open question

We zijn bijna aan het einde van deze les. We wilden je duidelijk maken wat 'diep begrijpen' van een tekst inhoudt. Hopelijk vond je het leuk en leerzaam.

Ga je nu anders een tekst lezen, als je de volgende keer voor school een tekst goed moet lezen? Leg je antwoord uit.

Slide 47 - Open question


Dank voor je aandacht.

Einde van deze les!





Slide 48 - Slide