- Welke opdrachten heb je gemaakt van 2016-II tekst 1?
- De opdrachen voor deze tekst afmaken
- Samen de antwoorden nakijken: wat zou je gehaald hebben?
Slide 2 - Slide
Welke vragen heb je gemaakt?
- Hulpmiddelen
- Theorienummers
- Tekst gebruiken
- Theorienummer 112: hoe beantwoord je een vraag?
Slide 3 - Slide
Opdracht (25 minuten)
Maak de rest van de vragen van tekst 1 af.
Daarna gaan we klassikaal de antwoorden nakijken met het correctiemodel
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Tekst 2: eigenzinnig met zijn allen
- Wat is het onderwerp?
- Wat valt op?
Slide 8 - Slide
Nederlands
27 maart
Slide 9 - Slide
Programma
- Samen de antwoorden nakijken: wat zou je gehaald hebben?
- Tekst 2: eigenzinnig met zijn allen
- Opdrachten tekst 2: welke theorie nodig?
- Opdrachten tekst 2 maken
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Tekst 2: eigenzinnig met zijn allen
- Wat is het onderwerp?
- Wat valt op?
- Welke theorie heb je nodig?
- Hoeveel punten kun je halen? Dus hoeveel tijd heb je?
Slide 14 - Slide
Theorie opdrachten tekst 2
18) functies van tekstgedeelten
24) paradox: functies van tekstgedeelten
25) samenvatting van de tekst
Slide 15 - Slide
Opdracht (25 minuten)
Maak de opdrachten bij tekst 2.
Het zijn 13 punten keer 2 minuten per punt = 26 minuten.
Slide 16 - Slide
Nederlands
28 maart
Slide 17 - Slide
Programma
- Opdrachten tekst 2 maken in groepje
- Antwoorden bespreken
- Tekst 3: Statiegeld moet + opdrachten
- Tekst 4 lezen
Slide 18 - Slide
Opdracht (15 minuten)
Beantwoord de vragen van je groepje. Check de antwoorden bij mij. Je bespreekt daarna als groep de antwoorden voor de klas.
Groep 1: vraag 18, 19, 20
Groep 2: vraag 21, 22
Groep 3: vraag 23, 24, 25
Slide 19 - Slide
Tekst 3 (15 minuten)
26: leg uit waarom het statiegeldsysteem gehandhaafd moet blijven volgens de tekst (20 woorden, 2 punten)
27: 'Op dit moment lijken de overheid en het parlement echter schatplichtig te zijn aan de inspanningen van het bedrijfsleven.' 37-40. Citeer twee, niet opeenvolgende, zinnen waaruit blijkt wat dit schatplichtig zijn inhoudt. (1 punt)
28: Op een aantal plaatsen in de tekst klinkt het oordeel over de afspraken tussen het bedrijfsleven en de overheid duidelijk door in woord- en zinsgebruik. Noem drie voorbeelden. (3 punten)
Slide 20 - Slide
Tekst 4: geef hier die fles
29: maak het argumentatieschema met zinnen uit de tekst.
Standpunt, argument, subargument
30: welke twee systemen worden bedoeld? Regel 38-40
31: welke drogreden wordt er in alinea 5 gegeven?
Slide 21 - Slide
Nederlands
29 maart
Slide 22 - Slide
Programma
- Lezen en opdrachten tekst 4
- Overkoepelende vragen maken tekst 3 en 4 + tekstfragment 1
- Invullen: wat vond je nog lastig? Waar moet je je nog in verdiepen? Wat wil je de komende twee weken doen?
Slide 23 - Slide
Tekst 4 (15 minuten)
We lezen tekst 4 en maken de opdrachten.
Slide 24 - Slide
Tekst 3 en tekst 4
- Overeenkomstig
- Verschillend
Slide 25 - Slide
Opdracht (15 minuten)
Maak de overkoepelende vragen bij tekst 3 en 4.
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Invullen boekje
Welke vragen vond je bij welke teksten lastig?
- Theorie: welke theorie?
- Vraagsoorten: welke soorten? - Formuleringen van vragen