TH5F week 12

Nederlands
19 maart
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
19 maart

Slide 1 - Slide

Programma
- Examenbundel 'L&M educatief': https://www.bol.com/nl/p/examentraining-havo-nederlands-2019/9200000097921709/?suggestionType=suggestedsearch&bltgh=g2TAFIziKXeRFSmoQtZNhA.1.5.ProductTitle

- Inschatting voor examen

- Examen 2016

Slide 2 - Slide

Examen CE
1. Het onderscheid tussen soorten argumenten en argumentatieschema’s.
2. De tweedeling objectieve versus subjectieve argumenten.
3. De beperkte specificatie van aanvaardbaarheid in consistentie en
controleerbaarheid.
4. Het ontbreken van argumentatie op basis van autoriteit als argumentatieschema.
5. De cirkelredenering als onjuist gebruik van een argumentatieschema.
6. De beperkte specificatie van ‘analyseren’ van 'betogende teksten' in subdomein A1
als het herkennen van de tekstrelatie standpunt-argument-subargument.
7. Het ontbreken van een toelichting bij de (limitatief opgesomde)
argumentatieschema’s en drogredenen.

Slide 3 - Slide

Domeinen 
Subdomein A1: Analyseren en interpreteren

Subdomein A2: Beoordelen

Subdomein A3: Samenvatten

Domein D: Argumentatieve vaardigheden

Slide 4 - Slide

Domeinen A
Subdomein A1: Analyseren en interpreteren
1 De kandidaat kan:
– vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort;
– de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven;
– relaties tussen delen van een tekst aangeven;
– conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de
auteur;
– standpunten en soorten argumenten herkennen en onderscheiden;
– argumentatieschema’s herkennen.

Slide 5 - Slide

Domeinen A
Subdomein A2: Beoordelen
2 De kandidaat kan een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op
aanvaardbaarheid beoordelen en in deze tekst drogredenen herkennen.

Subdomein A3: Samenvatten
3 De kandidaat kan teksten en tekstgedeelten beknopt samenvatten.

Slide 6 - Slide

Domeinen D
Betogende tekst (betoog)
Beschouwende tekst (beschouwing)
Uiteenzettende tekst (uiteenzetting)
Standpunt, argument, tegenargument, weerlegging
Argumentatie
Argumentatiestructuur: enkelvoudig, onderschikkend, nevenschikkend
Argumentatieschema: kenmerk of eigenschap, oorzaak en gevolg, voor- en nadelen, voorbeelden, vergelijking, autoriteit

Slide 7 - Slide

Domeinen D
Soorten argumenten: feitelijk en waarderend

Aanvaardbaarheid van argumentatie: lijst van testen waarop argumentatie aanvaardbaar is of juist niet. Weet de aanvaardbaarheid en kan beargumenteren waarom het wel of niet aanvaardbaar is.

Drogredenen: lijst van drogredenen die ook in quizlet staan. Weet de drogredenen te benoemen en uit te leggen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht (15 minuten)
Geef uitleg bij elk van de onderwerpen van de zes punten.

Geef een voorbeeld bij de tekstsoorten of standpunten. Zoek de voorbeelden in teksten uit de media.

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Zoek op in de syllabus wat je al begrijpt en waar je vragen over hebt.

Schrijf op over welke onderwerpen je vragen hebt.

Welk cijfer wil je (realistisch gezien) halen?

Slide 11 - Slide

Nederlands
20 maart

Slide 12 - Slide

Programma
- Syllabus: waar wil je je op richten?

- Paspoort pagina 1 invullen

- Tekst 1 lezen 2016-II samen + welke theorie nodig?

- Opdracht 1 tm 8 maken

Slide 13 - Slide

Inschatting examen (5 minuten)
'Paspoort' invullen: wat verwacht je?

Examen 2016-II: wat zijn de onderwerpen?

Slide 14 - Slide

Examen 2016 tekst 1
Tekst: Afgekeurd

- Signaalwoorden
- Tekstdelen
- Signaalzinnen

Slide 15 - Slide

Opdracht (10 minuten)
Zoek op van alle vragen van tekst 1 welke theorie nodig hebt.

Je hebt voor in ieder geval een derde van de vragen theorienummers nodig. Welke?

Schrijf op in je boekje naast de vragen welke theorienummers je nodig hebt.


Slide 16 - Slide

Opdracht (20 minuten)
Lees de tekst. Schrijf in de tekst waar een nieuw tekstgedeelte begint, onderstreep opsommingen, functiewoorden, tegenstellingen, kernzinnen en andere dingen die je opvallen.

Maak een begin met opdracht 1 tot en met 8 van tekst 1 bij 2016-II.

Slide 17 - Slide

Nederlands
22 maart

Slide 18 - Slide

Programma
- Tekst lezen en opmerkelijke details aanstrepen

- Wat hebben we de vorige keer over de vragen besproken

- Wat denk je dat je nog lastig vindt?

- Makkelijke ongeveer 8 vragen eerst maken

Slide 19 - Slide

Tekst: afgekeurd
- Opmerkelijke details in de tekst

- 2,5 minuten per punt

- Theorie nodig voor vragen: Functies van tekstgedeelten [46], hoofdgedachte [4], samenvatting [96]. Veel voorkomende vragen en hoe beantwoord je ze: [112]

Slide 20 - Slide

Opdracht (5 minuten)
Lees de vragen (17 vragen, 27 punten)

Kies minimaal 8 vragen en ongeveer 14 punten uit die je denkt gemakkelijk te kunnen maken.

Zet een pijltje bij die vragen.

Slide 21 - Slide

Theorienummer [112]
Functies van tekstgedeelten bepalen: 
Welke soort vraag?: Altijd uit reeks functiewoorden kiezen
- Let op kernzinnen
- Let op signaalwinnen en signaalwoorden

Slide 22 - Slide

Theorienummer [112]
Hoofdgedachte vaststellen:
Welke soort vragen?: Citeervraag, met-eigen-woordenvraag, kopjesvraag, meerkeuzevraag
Tip: je kiest algemene termen en laat voorbeelden en onbelangrijke details weg
- Titel, inleiding, slot. Voorbeeld of anekdote in de inleiding? Daarna staat pas de belangrijkste informatie. 
- Kies altijd het antwoord dat over de tekst als geheel gaat, niet over een deel van de tekst. Het meest volledige antwoord is het goede antwoord.

Slide 23 - Slide

Theorienummer [112]
Samenvatting geven:
Welke soort vragen?: beoordelen welke informatie-elementen in een samenvatting van een tekstgedeelte thuishoren en welke niet, citeervraag, met-eigen-woordenvraag, meerkeuzevraag
- Analyseer open samenvattingvragen goed, formulering in de vraag geeft vaak aan welke woorden er in het antwoord moeten
- Let op algemene formuleringen in kernzinnen [96]

Slide 24 - Slide

Samenvatting stappenplan [96]
1. Bestudeer de vraag en de alinea's
2. Stel onderwerp en hoofdgedachte vast
3. Onderstreep hoofduitspraken (tijdens het lezen)
4. Schrijf de toepasselijke onderstreepte gedeelten over
5. Schrijf in het net over (taalgebruik, interpunctie, spelling, hele zinnen, woorden uit de tekst en de vraag gebruikt)
6. Woordenaantal tussen haakjes 

Slide 25 - Slide

Opdracht (30 minuten)
Maak de vragen die je gemakkelijk denkt te kunnen maken.

Je maakt die alleen. Schrijf de antwoorden in je boekje bij de vragen. Je krijgt kladpapier voor aantekeningen of schrijfvragen in het klad.


Slide 26 - Slide