Schrijven en formuleren

Schrijven en formuleren
Hoofdstuk 3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Schrijven en formuleren
Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van de les:
  • weet je waarom je zinnen actief moet formuleren.
  • weet je het verschil tussen spreektaal en schrijftaal.
  • herken je een overtuigende tekst
  • kan je uitleggen wat een drie-deling van een tekst is.
  • kan je de inhoud van een drie-deling benoemen.

Slide 2 - Slide

Waarom is het goed om zinnen actief te formuleren? Noem drie redenen.

Slide 3 - Open question

Formuleer de volgende zin actief:
Deze reacties zijn door leerlingen geschreven op de schoolwebsite.

Slide 4 - Open question

Formuleer de volgende zin actief:
Er worden kinderen door andere kinderen gepest vanwege hun kleding.

Slide 5 - Open question

Wat is het verschil tussen schrijftaal en spreektaal?

Slide 6 - Open question

Wat is een overtuigende tekst?

Slide 7 - Open question

Wat wordt er bedoeld met een drie-deling?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Noem drie manieren om een tekst in te leiden.
A
Een vraag stellen.
B
Een voorbeeld of anekdote vertellen.
C
Iets uit de actualiteit.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 10 - Quiz

Waaruit kan een inleiding bestaan?
A
Kritische vraag
B
Mening van de schrijver
C
samenvatting
D
geen van deze antwoorden is juist.

Slide 11 - Quiz

Inleiding
De inleiding kan bestaan uit een:
  • Kritische vraag
  • Mening
  • Samenvatting

Slide 12 - Slide

Waaruit bestaat de kern?
(meerdere antwoorden zijn juist)
A
Alinea’s
B
Argumenten
C
Verbanden (signaalwoorden)
D
Mening

Slide 13 - Quiz

De kern
De kern van een tekst bestaat uit:
  • Alinea’s
  • Verbanden (signaalwoorden)
  • Mening
  • Argumenten

Slide 14 - Slide

Waaruit kan het slot van een tekst bestaan?
A
Conclusie
B
Korte samenvatting
C
Antwoord op de vraag uit de inleiding
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 15 - Quiz

Slot
  • Korte samenvatting
  • Antwoord op de vraag uit     de inleiding
  • Conclusie

Slide 16 - Slide

Aan het werk!
  1. Maak je werk van vorige week af: paragraaf 3.8 Spelling.
  2. Maak paragraaf 3.4 Schrijven en formuleren.

Slide 17 - Slide