2htvtb: Cursus Spelling herhaling § 2 + les § 3 Leenwoorden
week 14 les 1 - 2htvtb
10 minuten stillezen
Herhalen Cursus 7 Spelling § 2
Zelf oefenen
Uitleg Cursus 7 Spelling § 3
timer
10:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
week 14 les 1 - 2htvtb
10 minuten stillezen
Herhalen Cursus 7 Spelling § 2
Zelf oefenen
Uitleg Cursus 7 Spelling § 3
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Waarom staat er een komma in de onderstaande zin? Hij haastte zich naar de bibliotheek, zodat hij zijn boeken nog net voor sluitingstijd in kon leveren.
Slide 2 - Open question
Waar horen de komma's in de onderstaande zin? In het zwembad heb ik tien baantjes gezwommen in de schoolslag de borstcrawl en de vlinderslag totdat ik geen kracht meer in mijn armen had.
Slide 3 - Open question
Aanhalingstekens of niet? Joep zei dat hij moe was.
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens
Slide 4 - Quiz
Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Sabine zei: 'Ik heb mijn huiswerk af.'
B
Sabine zei ': Ik heb mijn huiswerk af.'
C
'Sabine zei: Ik heb mijn huiswerk af.'
Slide 5 - Quiz
Waar komen de aanhalingstekens?
A
'Wat voor smaak pizza wil jij?'
B
'Wat voor smaak pizza wil jij'?
Slide 6 - Quiz
Aanhalingstekens gebruik je bij...
A
Tussen hoofdzin en bijzin
B
Bij een citaat
C
Bij een opsomming
D
Geen van beide
Slide 7 - Quiz
Zelf oefenen
Wat: Maak de opdrachten van §2 op blz. 251
Hoe:Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit.
Hulp:Theorie uit je boek of internet.
Tijd:15 min.
Klaar?
Leesboek of huiswerk
timer
15:00
Slide 8 - Slide
week 15 les 1 - 2ha
10 minuten stillezen
Nakijken Cursus 7 Spelling § 2
Uitleg Cursus 7 Spelling § 3
Zelf oefenen
timer
10:00
Slide 9 - Slide
Nakijken
Cursus 7 §2 opdracht 1 t/m 4 p. 251
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Leenwoorden
Zijn woorden die uit een andere taal in het Nederlands terecht zijn gekomen. Deze leenwoorden komen op heel veel gebieden voor.
Bedenk drie leenwoorden. Probeer ook te onderzoeken uit welke taal we deze woorden hebben geleend.
timer
3:00
Slide 12 - Slide
Welke leenwoorden heb je gekomen? En waar komen deze vandaan?
Slide 13 - Open question
Een samenstelling van Engelse leenwoorden schrijf je in het Nederlands als één woord. eyecatcher, multiplechoicevraag, skatebaan
Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken. stand-by, back-up, shout-out
Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je die delen los: compact disc, first lady
Engelse leenwoorden
Slide 14 - Slide
Veel franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens compact, hotel, ragout
De accenten op de -e blijven behouden als dat nodig is voor de uitspraak
Accent aigu: paté
Accent grave: crème
Accent circonflexe: crêpe
Franse leenwoorden
Slide 15 - Slide
Wat is goed?
A
airbag
B
air-bag
Slide 16 - Quiz
Wat is goed?
A
babysitter
B
baby-sitter
Slide 17 - Quiz
Wat is goed?
A
carriere
B
carrière
Slide 18 - Quiz
Wat is goed?
A
intensivecare
B
intensive care
Slide 19 - Quiz
Wat is goed?
A
makeup
B
make-up
Slide 20 - Quiz
Wat is goed?
A
dinee
B
diner
Slide 21 - Quiz
Wat: Maak de opdrachten van §3 op blz. 252-253
Hoe:Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit.