Pincode KB2 H3 Par 3

Pincode TL2 H3 Par 3 Wat kost dat?

Wat is de beloning voor de productiefactor Ondernemerschap?

De beloning is de winst.

Ondernemers zijn de eigenaren van een bedrijf. Zij zijn de productiefactor ondernemersschap.

Zij krijgen als beloning de winst van een bedrijf.

De winst van een bedrijf is het geld dat je overhoudt als alle kosten zijn betaald.

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pincode TL2 H3 Par 3 Wat kost dat?

Wat is de beloning voor de productiefactor Ondernemerschap?

De beloning is de winst.

Ondernemers zijn de eigenaren van een bedrijf. Zij zijn de productiefactor ondernemersschap.

Zij krijgen als beloning de winst van een bedrijf.

De winst van een bedrijf is het geld dat je overhoudt als alle kosten zijn betaald.

Slide 1 - Slide

Berekening brutowinst en nettowinst (1)

Voordat je de winst kunt berekenen moet je eerst enkele begrippen leren:

  • Omzet (verkoopwaarde) = De verkoopprijzen van alle verkochte goederen bijelkaar opgeteld.
  • Inkoopwaarde = de  totale inkoopprijs van de verkochte goederen
  • Brutowinst = het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde
  • Bedrijfskosten= kosten die de ondernemer moet maken bijv. loon.
  • Nettowinst= Het verschil tussen de brutowinst en de bedrijfskosten
  • Afzet= het aantal verkochte goederen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Berekening brutowinst en nettowinst (2)

De berekening van de brutowinst en nettowinst:

Omzet (=afzet x verkoopprijs exclusief btw)

- inkoopwaarde (=afzet x inkoopprijs per stuk)

=brutowinst

-bedrijfskosten

=nettowinst

Slide 4 - Slide

Berekening brutowinst en nettowinst (3)

Voorbeeld berekening brutowinst:

Een handelaar verkoopt kinderstoelen voor € 670,-- excl. btw.

De inkoopprijs is per stuk € 350,--

De handelaar verkoopt 25 kinderstoelen.

Bereken de omzet.

Omzet= afzet x verkoopprijs exclusief btw= 25 x € 670,-- = € 16.750,--

Bereken de inkoopwaarde.

Inkoopwaarde= afzet x inkoopprijs = 25 x € 350,-- = € 8.750,--


Bereken de brutowinst

Omzet                     € 16.750,--

-inkoopwaarde   € 8.750,--

= brutowinst        € 8.000,--




Slide 5 - Slide

Berekening brutowinst en nettowinst (4)

Voorbeeld berekening nettowinst:

Een handelaar verkoopt kinderstoelen voor € 670,-- excl. btw.

De inkoopprijs is per stuk € 350,--

De handelaar verkoopt 25 kinderstoelen.

De bedrijfskosten zijn € 3.000,--

Bereken de nettowinst

Omzet                     € 16.750,--

-inkoopwaarde   € 8.750,--

= brutowinst        € 8.000,--

-bedrijfskosten   € 3.000,--

=nettowinst         € 5.000,--

Slide 6 - Slide

Kan een bedrijf ook verlies hebben?


De winst kan ook negatief zijn, de omzet is dan lager dan de kosten. Als de winst negatief is, dan heeft het bedrijf verlies.

Een bedrijf gaat failliet als het een lange tijd verlies heeft.



Slide 7 - Slide

Oefensom 1

Pizzeria Mario heeft over 2017 een omzet behaald van € 30.000

De inkoopwaarde is € 18.000. De bedrijfskosten zijn € 4.000

A) Bereken de brutowinst

B) Bereken de nettowinst

Slide 8 - Slide

Oefensom 2

Bakkerij "Het witte brood" heeft over 2017 een omzet behaald van € 45.000

De inkoopwaarde is € 24.000. De bedrijfskosten zijn € 14.000

A) Bereken de brutowinst

B) Bereken de nettowinst

Slide 9 - Slide

Oefensom 3

Racketshop "Ace"in Heerlen heeft in 2017 4.500 rackets verkocht. De verkoopprijs van een racket is € 110,00.

A) Hoe groot is de afzet?

B) Bereken de omzet.

De inkoopwaarde van de rackets is € 32.500. De bedrijfskosten zijn € 15.000.

C) Bereken de brutowinst en de nettowinst.

Slide 10 - Slide

Oefensom 4

Een spellenwinkel verkoopt 15.000 spellen.

De verkoopprijs is € 25,00 exclusief btw.

De inkoopprijs is € 15,00.

De bedrijfskosten zijn € 90.000

A) Hoe groot is de afzet?

B) Bereken de omzet.

C) Bereken de inkoopwaarde.

D) Bereken de brutowinst.

E) Bereken de nettowinst.

Slide 11 - Slide

Oefensom 5

Donutwinkel Dunkin'Donuts  verkoopt 65.000 donuts per maand.

De verkoopprijs is € 1,30 per donut exclusief btw.

De inkoopprijs is € 0,70

De bedrijfskosten zijn € 14.000

A) Hoe groot is de afzet?

B) Bereken de omzet.

C) Bereken de inkoopwaarde.

D) Bereken de brutowinst.

E) Bereken de nettowinst.

Slide 12 - Slide

Oefensom 6

GSM winkel verkoopt 1200 iphone's.

De verkoopprijs is € 700 per telefoon exclusief btw.

De inkoopprijs is € 320

De bedrijfskosten zijn € 400.000

A) Hoe groot is de afzet?

B) Bereken de omzet.

C) Bereken de inkoopwaarde.

D) Bereken de brutowinst.

E) Bereken de nettowinst.

Slide 13 - Slide

Een handelaar verkoopt kandelaars. De verkoopprijs per stuk is € 30,--
De afzet is 5.000 stuks.
Bereken de omzet.

Slide 14 - Open question

Een handelaar verkoopt kandelaars.
De verkoopprijs per stuk is € 30,--
De afzet is 5.000 stuks.
De inkoopprijs is € 13,--
Bereken de inkoopwaarde.

Slide 15 - Open question

Een handelaar verkoopt kandelaars.
De verkoopprijs per stuk is € 30,--
De afzet is 5.000 stuks.
De inkoopprijs is € 13,--
Bereken de brutowinst

Slide 16 - Open question

Een handelaar verkoopt rackets. De verkoopprijs per stuk is € 90,-- exclusief btw. De inkoopprijs is € 35,--.
De bedrijfskosten zijn € 250.000,--
De afzet is 6.000 stuks.
Bereken de nettowinst.

Slide 17 - Open question

Een handelaar in wollen truien verkoopt elke trui voor € 20,--
De afzet is 6.000 stuks.
De inkoopwaarde is € 72.000
De bedrijfskosten zijn € 45.000
Bereken de nettowinst
A
€ 120.000
B
€ 48.000
C
€ 3.000
D
€ 240.000

Slide 18 - Quiz

Een handelaar in rekenmachines verkoopt elke rekenmachine voor € 30,--. De afzet is 1.400 stuks.
De inkoopwaarde is € 32.000.
De bedrijfskosten zijn € 28.000.
Bereken de nettowinst.
A
€ 42.000
B
€ 10.000
C
- € 4.000 verlies
D
- € 18.000 verlies

Slide 19 - Quiz

Een handelaar verkoopt pannensets.
De verkoopprijs per pannenset is € 120,-- exclusief btw.
De inkoopprijs per set is € 55,--.
De bedrijfskosten zijn € 300.000,--. De afzet is 5.000 stuks.
Bereken de nettowinst.
A
€ 600.000
B
€ 325.000
C
€ 50.000
D
€ 25.000

Slide 20 - Quiz

Een handelaar verkoopt koksmutsen.
De verkoopprijs per koksmuts is € 13,-- exclusief btw.
De inkoopprijs per stuk is € 5,50.
De bedrijfskosten zijn € 38.000,--.De afzet is 4.900 stuks.
Bereken de nettowinst.
A
€ 63.700
B
€ 36.750
C
€ 1.250
D
- € 1.250 (= verlies)

Slide 21 - Quiz


Een handelaar verkoopt voetballen.
De verkoopprijs per voetbal is € 37,90 exclusief btw.
De inkoopprijs per stuk is € 19,70.
De bedrijfskosten zijn € 60.000,--.
De afzet is 3.000 stuks. Bereken de nettowinst.
A
€ 113.700
B
€ 59.100
C
- € 5.400 verlies
D
- € 10.800 verlies

Slide 22 - Quiz