This lesson contains 11 slides, with text slides and 2 videos.
Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan = een zinsdeel.
En: de woorden niet en wel staan altijd tussen strepen. (zijn aparte zinsdelen)
Maar let op! Als de zin al een vraagzin is, wordt het lastig.
Wanneer is mijn moeder jarig?
Verander dan de tijd> Wanneer was mijn moeder jarig?
Of verander het aantal> Wanneer zijn mijn moeder en vader jarig?
Het onderwerp vertelt over wie (of wat) de zin gaat.
Net als bij een film of een boek.
Mijn moeder is volgende week jarig.
Over wie gaat deze zin?
Wie is volgende week jarig? > mijn moeder.
Wie (of wat) + pv? = onderwerp