hst 7 t/m 9 bijles

Bijles hst 7 t.m 9

  • Kosten en uitgaven/opbrengsten en ontvangsten
  • van verkoopprijs incl btw naar nettowinst
  • break even omzet
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bijles hst 7 t.m 9

  • Kosten en uitgaven/opbrengsten en ontvangsten
  • van verkoopprijs incl btw naar nettowinst
  • break even omzet

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Opdracht 11hst 7 oefenen!


Slide 3 - Slide

opdr 11 1. Spanky heeft aan een andere onderneming € 500.000,- uitgeleend à 6% per jaar.
Voorlopig hoeft deze onderneming nog niets af te lossen. De jaarlijkse interest wordt jaarlijks op 31 oktober
ontvangen.
wat is er in juni? opbrengsten, ontvangsten, kosten en uitgaven

Slide 4 - Open question

1. Spanky heeft aan een andere onderneming € 500.000,- uitgeleend à 6% per jaar.
Voorlopig hoeft deze onderneming nog niets af te lossen. De jaarlijkse interest wordt jaarlijks op 31 oktober
ontvangen.

opbrengsten 30.000/12 = €2.500 intrest


Slide 5 - Slide

2. De omzet is in mei € 4.850.000,- en in juni € 5.250.000,-. De debiteuren moeten één maand na de levering
betalen. De debiteuren van Spanky betalen altijd op tijd. wat heb je in juli?
opbrengsten, ontvangsten, kosten en uitgaven

Slide 6 - Open question

opbrengsten: € 5.250.000,-  (juni)
ontvangsten: € 4.850.000,- (mei)

Slide 7 - Slide

3. De inkopen op rekening waren in april € 3.250.000,-, in mei € 3.800.000,- en in juni € 3.420.000,-. Spanky
betaalt de crediteuren altijd 2 maanden na ontvangst van de factuur.
4. In juni is contant betaald de reparatie van de bestelauto € 440,-.
inkomsten
ontvangsten
uitgaven
kosten
3
4

Slide 8 - Slide

inkomsten
ontvangsten
uitgaven
kosten
3
3.250.000
4
440
440

Slide 9 - Slide

hoofdstuk 8 van verko
hst 8: van verkoopprijs incl btw naar nettowinst
omzet inclusief btw
- btw
omzet
- inkoopwaarde van de omzet
brutowinst
- variabele exploitatiekosten
contributiemarge/dekkingsbijdrage
- constante exploitatiekosten
nettowinst

Slide 10 - Slide

omzet incl btw
omzet excl btw
inkoopwaarde omzet
brutowinst
brutowinst in % van inkoopwaarde vd omzet
1
€ 1.936.000
€1.000.000
2
€2.200.000
€1750.000
3
€400.000
10%
4
€440.000
€220.000

Slide 11 - Slide

omzet incl btw
omzet excl btw
inkoopwaarde omzet
brutowinst
brutowinst in % van de inkooopwaarde omzet
1
€ 1.936.000
1.600.000
€1.000.000
600.000
60%
2
2.662.000
€2.200.000
450.000
€1750.000
389%
3
5324,000
4400.000
4000.000
€400.000
10%
4
798.600
660.000
€440.000
€220.000
50%

Slide 12 - Slide

van inkopen  naar inkoopwaarde
inkopen
+beginvoorraad
-eindvoorraad
inkoopwaarde

Slide 13 - Slide

de waarde van de voorraad is op 1 januari € 60.000
de inkopen bedroegen € 1.800.000. de inkoopprijs van de omzet € 1.720.000,-
Bereken de eindvoorraad

Slide 14 - Slide

inkopen
1.800.000
+beginvoorraad
60.000
-eindvoorraad
inkoopwaarde
1.720.000

Slide 15 - Slide

inkopen
1.800.000
+beginvoorraad
60.000
-eindvoorraad
140.000
inkoopwaarde
1.720.000

Slide 16 - Slide

Onderneming Groenewegen realiseerde een omzet van € 800.000,-. De brutowinst bedroeg 60% van de omzet.
De totale exploitatiekosten bedroegen € 120.000,-. De huisvestingskosten waren 5% van de omzet, de loonkosten
4% van de omzet, en de kosten van diensten van derden 3% van de omzet. De rest van de exploitatiekosten
zijn overige kosten. Bereken de overige exploitatiekosten

Slide 17 - Open question

omzet
800.000
100%
inkoopwaarde
320.000
brutowinst
480.000
60%
huisvest kst
40.000
5%
loonkosten
32.000
4%
diensten v derden
24.000
3%
overige kst
24.000
3%
nettowinst
360.000
45%

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

hoofdstuk 8 van verko
hst 9: BEP
omzet inclusief btw
- btw
omzet
- inkoopwaarde van de omzet
brutowinst
- variabele exploitatiekosten
contributiemarge/dekkingsbijdrage
- constante exploitatiekosten
nettowinst

Slide 20 - Slide

BE afzet:     C
                     p-v  

p-v = dekkingsbijdrage/contributiemarge

Slide 21 - Slide

9) Onderneming Lerop verkoopt het product Paarlo. Jij koopt in €11,- bij de groothandel. hij verpakt dit product en hiervoor betaalt hij €2,-. de overige constante kosten zijn €18.000,-. de verkoopprijs is €25,- per stuk
Bereken de BE afzet

Slide 22 - Open question

€ 18.000 = 1.500
    25 - 13

Slide 23 - Slide

21)Van een handelsonderneming zijn voor volgend jaar de volgende gegevens begroot: omzet € 1.200.000,-
inkoopprijs van de omzet € 780.000,-, huur pand € 160.000,-, vaste loonkosten € 238.000,- afschrijvingskosten € 60.000,- assurantiepremies € 32.000,-
a) bereken het resultaat:

Slide 24 - Slide

omzet
1.200.000,-
inkoopwaarde
780.000,-       65%
brutowinst
420.000,-
huur pand
160.000
vaste loonkosten
238.000
afschrijvingskosten
60.000
assurantiepremies
32.000       490.000
nettoverlies
-70.000

Slide 25 - Slide

van een handelsonderneming zijn voor volgend jaar de volgende gegevens begroot: omzet € 1.200.000,-
inkoopprijs van de omzet € 780.000,-, huur pand € 160.000,-, vaste loonkosten € 238.000,- afschrijvingskosten € 60.000,- assurantiepremies € 32.000,-
Bereken de break even omzet

Slide 26 - Open question

Nu wil je BE omzet en winst 70.000 hebben.

Wat zet je nou boven de streep?

490.000+ 70.000 =€ 1.600.000,-
35%

Slide 27 - Slide

Nu tekenen. 3 lijnen: var kst 10 per product verkprijs 20 per product
constante kosten
totale kosten
totale opbrengsten
productie
var kst
const kst
totale kst
totale opbrengst
0
0
300.000
300.000
0
10.000
20.000
30.000
40.000

Slide 28 - Slide

productie
var kst
const kst
totale kst
totale opbrengst
0
0
300.000
300.000
0
10.000
100.0000
300.000
400.000
200.000
20.000
200.000
300.000
500.000
400.000
30.000
300.000
300.000
600.000
600.000
40.000
400.000
300.000
700.000
800.000

Slide 29 - Slide

prijsverschil: (Sp-Wp) x Wh

Sp = standaardprijs per eenheid (kilo, meter, uur)
Wp = werkelijke prijs per eenheid
Wh= werkelijke hoeveelheid

Slide 30 - Slide

Opdracht 27
Bij onderneming Haaren te Giethoorn is bij het bepalen van de kostprijs van het product Capri uitgegaan van
3,5 machine-uren à € 80,–. In april zijn 30.000 producten Capri vervaardigd. De werkelijke kosten aan
machine-uren zijn € 8.374.000,– en er zijn 106.000 uren verbruikt.
a)Bereken het prijsverschil
b) Bereken het efficiencyverschil

Slide 31 - Slide

Sp = € 80
Wp = € 79
€ 1 x 106.000 = € 106.000

Slide 32 - Slide

efficiencyverschil: (Sh-Wh) x Sp
Sh = 30.000 x 3,5 = 105.000
Wh= 106.000
- 1.000 x 80  =- € 80.000,-

Slide 33 - Slide