Woche 37 3e klas

Woche 37 P1
1. Ich stelle mich kurz vor (5 Min.)
2. PTWD dit schooljaar, hw online maken
3. BS 1 Sprechen B (15-20 Min.)
4. BS 1 Grammatik online(20 Min.)



Weektaak: BS 1 deel Wortschatz
1 / 42
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woche 37 P1
1. Ich stelle mich kurz vor (5 Min.)
2. PTWD dit schooljaar, hw online maken
3. BS 1 Sprechen B (15-20 Min.)
4. BS 1 Grammatik online(20 Min.)



Weektaak: BS 1 deel Wortschatz

Slide 1 - Slide

Volgende toets
Topweek 1 (week 43) Proefwerk hoofdstuk 1.
Lernliste N-D + Lernliste D-N + grammatica A + B (ook tegenwoordige tijd) + Sprachmittel N-D + lijst sterke werkwoorden t/m “blijven” (zie stencil) 

Slide 2 - Slide

P1
- Wer bin ich (Seht PPT der zweiten Klasse)(5 Min.)
- 3 BS in 3 Stunden, PTWD dit schooljaar (5 Min.)
- Stelle dich bitte kurz vor? Seht Brückenschlag 1 Sprachmittel (20 Min.)
(10 Min. Vorbereitung, 5 Min. Sprechen, 3G 10 Min.)
-BS 1 Grammatik (Quiz mit Vorbereitung) ( 5 Min.)
-BS 1 Teil Grammatik online machen (15 Min.)
Bezittelijke voornaamwoorden, geslacht van zelfstandige naamwoorden

Slide 3 - Slide

Ziele dieser Stunde
- Je kan je zelf en je gezin in het Duits voorstellen.
- Je kan de bezittelijke voornaamwoorden herkennen en vertalen.
- Je kan de basisregels van de geslachtsbepaling toepassen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

LessonUp
Code
Log je in met echte voornaam 

Slide 7 - Slide

Wat is het geslacht van 'Suppe'?
A
vrouwelijk (die)
B
mannelijk (der)
C
onzijdig (das)

Slide 8 - Quiz

een biologisch geslacht is ook het geslacht in de taal.
A
altijd
B
meestal wel, er zijn uitzonderingen
C
het biologische geslacht heeft niets met de taal te maken
D
nooit, want er zijn ook veel dingen die niet een biologisch geslacht hebben.

Slide 9 - Quiz

Wat is het geslacht van dit woord?

Mädchen (enkelvoud)
A
mannelijk (m)
B
vrouwelijk (v)
C
onzijdig (o)

Slide 10 - Quiz

7. Welk geslacht hoort bij
'Umgebung'?
A
der
B
die (ev)
C
das
D
die

Slide 11 - Quiz

Wat is het geslacht van 'Wasser'?
A
vrouwelijk (die)
B
mannelijk (der)
C
Onzijdig (das)

Slide 12 - Quiz

Hoe vertaal je "je boek"?

Slide 13 - Open question

2. Welk geslacht hoort bij
'Wetter'?
A
der
B
die (ev)
C
das
D
die (mv)

Slide 14 - Quiz

Welk geslacht hebben de maanden in het Duits?
A
Mannelijk (der)
B
Vrouwelijk (die)
C
Onzijdig (das)

Slide 15 - Quiz

Hoe vertaal je "haar konijn"?

Slide 16 - Open question

Wat is het geslacht van dit woord?

Schwester
A
mannelijk (m)
B
vrouwelijk (v)
C
onzijdig (o)

Slide 17 - Quiz

Wat is de betekenis van een bezittelijk voornaamwoord?
A
geeft een meewerkend voorwerp aan
B
geeft een bezit aan
C
geeft een lijdend voorwerp aan

Slide 18 - Quiz

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?
A
der, dem, das, ....
B
du, er, wir, ihr, sie, ...
C
ihr, euer, Ihr, ...
D
dir, mir, ihn, ihm, ....

Slide 19 - Quiz

Hoe vertaal je "zijn broers"?

Slide 20 - Open question

Welk woord is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
Ihr
B
euer
C
unser
D
mich

Slide 21 - Quiz

wat betekent "ihr" als bezittelijk voornaamwoord
A
haar
B
u
C
jullie
D
hun

Slide 22 - Quiz

Een voorbeeld van een Duits bezittelijk voornaamwoord is:
A
von
B
du
C
als
D
sein

Slide 23 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord jullie is in het Duits?
A
unser
B
ihr
C
euer
D
Ihr

Slide 24 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 25 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 26 - Quiz

wat betekent "Ihr" als bezittelijk voornaamwoord
A
haar
B
uw
C
jullie
D
hun

Slide 27 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 28 - Quiz

Woche 37 P2
- Kap. 1 A1 Sehen und Hören- Diktat Wiederholung Schuljaar 2 
- Sprechen: Schule, Hobby und Freizeit (15 Min.)
-(Jeder macht mit, Blatt mit euren Namen abgeben) (20 Min.)




Slide 29 - Slide

Lernziele dieser Stunde
 - Je herhaalt de vervoegingen van haben, sein, werden, regelmatige werkwoorden in tt. en ovt
- Je herhaalt de bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden 
- Je je dag beschrijven, over je hobby en vrije tijd vertellen.
- Je kan een video over de natuur globaal verstaan

Slide 30 - Slide

Welche Wochentage (weekdagen) kennst du?

Slide 31 - Open question

Welke maanden spel je anders dan in het NL?

Slide 32 - Mind map

Wie sagt man die Uhrzeit 08:45?

A
Es ist Viertel voor neun.
B
Es ist Viertel nach neun.
C
Es ist ein Kwart vor neun.
D
Es ist Viertel vor neun.

Slide 33 - Quiz

Kloktijden (Uhrzeiten)
17:00
2 Antworten sind richtig.
A
Es ist fünf Uhr
B
Es ist siebzehn uhr
C
Es ist fünf uhr
D
Es ist siebzehn Uhr

Slide 34 - Quiz

Wie sagt man die Uhrzeit
12:05?
A
Es ist zwölf Uhr.
B
Es ist Viertel nach zwölf.
C
Es ist fünf nach zwölf.
D
Es ist fünf vor zwölf.

Slide 35 - Quiz

Wie sagt man die Uhrzeit 11:20?
2 Antworten sind richtig.
A
Es ist elf zwanzig.
B
Es ist elf Uhr zwanzig.
C
Es ist zehn vor halb zwölf.
D
Es ist zwanzig nach elf.

Slide 36 - Quiz

Wie sagt man die Uhrzeit 05:32 ?

A
Es ist halb sechs.
B
Es ist kurz vor halb 6.
C
Es ist 28 Minuten vor 6.
D
Es ist kurz nach halb 6.

Slide 37 - Quiz

Wie spät fängt die Schule an? Um...?

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Slide

die Monate: 
Wijkt van het NL af: 
Januar, Februar, März, Mai, August, Dezember

=NL: April, Juni, Juli, September, Oktober, November

Slide 40 - Slide

Datum angeben
Mein Geburtsdatum ist (z.B.) der 21.März 19.., der 24.Juli

Mein Geburtstag ist am 16.Februar ...

Slide 41 - Slide

-Übung Brückenschlag 2 online
GR: haben, sein, werden, FEesttenten, volt.dw (Seht magister->leermiddelen)

Slide 42 - Slide