2.3 lezen les 1-2-3

2.3 lezen
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
  • Je kunt feiten en meningen herkennen
  • Je herkent de signaalwoorden die een opsomming aangeven 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

2.3 lezen
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
  • Je kunt feiten en meningen herkennen
  • Je herkent de signaalwoorden die een opsomming aangeven 

Slide 1 - Slide

Lees (en beluister) de tekst

Slide 2 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
mbo-opleidingen in Nederland
B
onwenselijke situatie
C
stage mbo
D
stage voor illegale jongeren

Slide 3 - Quiz

Hoeveel alinea's?
Noteer het antwoord in je schrift

Wat is de bron?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video


feit


mening
* kun je controleren
* is echt/werkelijkheid

 VB: In de 2e klas krijg je het vak Spaans.
* is wat iemand denkt/vindt.
* verschilt per persoon

VB: Ik vind Spaans een moeilijk vak.
2.3

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Staat hier een feit, mening?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quiz

Staat hier een feit, mening?

Als je te vaak te laat bent, moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Opdrachten
H2.3
Opdr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9
pagina 108


   

Slide 10 - Slide

2.3 lezen
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
  • Je kunt feiten en meningen herkennen
  • Je kunt de moeilijke woordenwijzer toepassen
  • Je herkent de signaalwoorden die een opsomming aangeven 

Slide 11 - Slide

Signaalwoord en verband
  • Signaalwoord= een woord dat een verband aangeeft tussen zinnen en/of alinea's
  • VB= opsomming, reden, tegenstelling
  • We maken een schema achter in je schrift
tekstverband
opsomming:
signaalwoorden
ook, daarnaast, als eerste, bovendien, verder, tot slot

Slide 12 - Slide

Opdrachten 2.3 Lezen

H.2.3
 Opdracht 11 maken we samen
 Zelfstandig: 12, 13, 14, 15, 16  

Slide 13 - Slide

Welkom...


Start opdracht in duo's:
Lees samen tekst 3 blz. 117 en omcirkel de signaalwoorden.
Kijk daarvoor ook op blz. 115 bij de uitleg en gebruik je aantekeningen.

Slide 14 - Slide

2.3 lezen
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
  • Je kunt feiten en meningen herkennen
  • Je kunt de moeilijke woordenwijzer toepassen
  • Je herkent de signaalwoorden die een opsomming aangeven 

Slide 15 - Slide

Signaalwoord en verband
  • Signaalwoord= een woord dat een verband aangeeft tussen zinnen en/of alinea's
  • VB= opsomming, reden, tegenstelling
verband
opsomming:
signaalwoorden
ook, daarnaast, als eerste, bovendien, verder, tot slot

Slide 16 - Slide

Aan de slag met leesvaardigheid
Maak de leestaak op blz. 120 opdr: 17 t/m 24

Dit is ook je huiswerk voor de volgende les.

Eerder klaar? Maak dan de 'test jezelf' online.


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 19 - Quiz


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 20 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een naast een  hapje, ook een  drankje. 
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 21 - Quiz


Wat is het signaalwoord?

 Ik kreeg een hapje. Ook een drankje en tot slot een ijsje. Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
kreeg, ook
B
een, tot slot
C
ook
D
tot slot

Slide 22 - Quiz

Waarvan is het een opsomming:

Op het feestje kreeg ik allerlei dingen die ik lekker vond. Eerst kreeg ik een ijsje, daarna een soesje en tot slot een stuk taart.

Slide 23 - Open question


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 24 - Quiz

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 25 - Drag question