4.1 Hoe wil je werken?

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoeveel uur moet je werken voor een full time baan?
A
zo veel als je wilt
B
36 tot 40 uur
C
18 tot 20 uur
D
meer dan 40 uur

Slide 2 - Quiz

Hoe wordt de beroepsbevolking vaak genoemd?
A
De vraag naar arbeid
B
Het aanbod van arbeid

Slide 3 - Quiz

Inhoud:

  • 4.1 Hoe wil je werken?
  • 4.2 Sta je sterk in je werk?
  • 4.3 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt?
  • 4.4 Problemen op de arbeidsmarkt?

Slide 4 - Slide

Waar ga je werken?

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Janne werkt als kapster bij een Barbershop. In welke productiesector is ze werkzaam?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 7 - Quiz

Mohammed werkt al 5 jaar in de bouw. In welke productiesector is hij werkzaam?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 8 - Quiz

Kort opdrachten maken
Maak opdracht 2,3 en 4
Bladzijde 107
5 min
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Waarom werken?
Arbeidsmotieven:
  • Inkomen verdienen
  • Talent ontplooien, jezelf ontwikkelen
  • Je nuttig maken, zinvol bezig zijn
  • Sociale contacten: met collega’s en/of klanten
  • Regelmaat in je tijdsindeling

geldt ook voor onbetaald werk

Slide 10 - Slide

Sanne doet de lerarenopleiding. Elke week geeft ze huiswerkbegeleiding als vrijwilliger aan scholieren.
Noem een arbeidsmotief van Sanne!

Slide 11 - Open question

Heldere afspraken
  • Wie in loondienst gaat, sluit een arbeidsovereenkomst af.
  • Daarin staan arbeidsvoorwaarden zoals:
  • je functie, je werktijden, vakantiedagen en  je loon
  • Veel arbeidsvoorwaarden komen uit de cao
  • (collectieve arbeidsovereenkomst).
  • Een cao geldt voor een hele bedrijfstak, zoals de bouw, de zorg of het voortgezet onderwijs.



Slide 12 - Slide

Hoe wil jij werken?
In loondienst
  • vast inkomen
  • doorbetaald bij ziekte en vakantie
  • pensioenregeling
Als zelfstandige 
  • je eigen bedrijf
  • eigen tijd indelen
  • minder zekerheid over je inkomen

Veel bedrijven beginnen als eenmanszaak
= onderneming met één eigenaar (kan personeel hebben)
Een zelfstandige zonder personeel is een zzp’er.


Slide 13 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 4.1 en de plusopdrachten

Slide 14 - Slide

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
ontwikkeling
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 15 - Quiz

Een deeltijdbaan is....
A
Een baan waarin je zelf je tijd verdeelt.
B
Een baan waarin je op oproepbasis komt.
C
Een baan van minder dan 36 uur per week.
D
Een baan van minder dan 20 uur per week.

Slide 16 - Quiz

In de ‘Algemene wet gelijke behandeling’ staat onder andere
A
Mannen en vrouwen moeten evenveel verdienen
B
Vrouwen moeten voorrang krijgen
C
Mannen verdienen een betere baan dan vrouwen
D
Vrouwen verdienen een betere baan dan mannen

Slide 17 - Quiz

Een werkgever kan bij een sollicitatie verschillende redenen hebben om iemand niet aan te nemen.

Welke van de volgende redenen is in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling?
A
De sollicitant vraagt een te hoog salaris.
B
De sollicitant is te oud.
C
De sollicitant heeft de verkeerde opleiding.
D
De sollicitant heeft te weinig ervaring.

Slide 18 - Quiz

Wat is het sociaal minimum?
A
Het minimale bedrag dat je krijgt aan kinderbijslag
B
Het minimale bedrag om van te kunnen leven
C
Tijdelijk loon wanneer je geen werk hebt
D
Het minimumsalaris dat je krijgt als je werkt

Slide 19 - Quiz

In welke situatie is er sprake van "grijs werken" ?
A
Maria werkt als verpleegkundige 2 dagen per week
B
Opa Piet doet een krantenwijk om fit te blijven
C
Rick is timmerman en beunt op zaterdag een paar uurtjes
D
Nicole doet vrijwilligerswerk in het buurthuis

Slide 20 - Quiz

I: Vrijwilligerswerk is een voorbeeld van grijs werk.
II: Een drugsdealer werkt in de formele sector.
A
Beide zijn juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 21 - Quiz