This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Storing door taalproblemen
laaggeletterdheid
taalstoornis
taalverschil
praten via een tolk
Slide 1 - Slide
Taalproblemen
Taal gebruiken (lezen, luisteren, schrijven, praten) is niet vanzelfsprekend.
Veel meer mensen dan je in eerste instantie denkt, hebben problemen met taal. Heb gedeuld, vraag hoe je kunt helpen en...
Slide 2 - Slide
wees blij als het bij jou goed gaat.
Slide 3 - Slide
Waar denk jij aan bij laaggeletterdheid?
Slide 4 - Mind map
Laaggeletterdheid
Laaggeletterdheid is een term voor mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen. Vaak hebben zij daardoor ook moeite met het gebruik van een computer of een smartphone
Slide 5 - Slide
Waar denk je dat laaggeletterde mensen moeite mee hebben in het dagelijks leven?
Slide 6 - Mind map
Onder andere moeite met:
Formulieren invullen
Straatnaamborden lezen,
Reizen met OV
Pinnen en digitaal betalen
Werken met de computer, solliciteren
Begrijpen van informatie over gezondheid en zorg
Slide 7 - Slide
Gevolgen
Werk (baan vinden, behouden, digitale vaardigheden)
Gezondheid (bijsluiters, afspraken)
Geld (beheren geldzaken)
Gezin (voorlezen, boodschappen)
Slide 8 - Slide
Mensen die laaggeletterd zijn, zijn analfabeten
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Antwoord
Laaggeletterden kunnen wel lezen, schrijven en/of rekenen, maar beheersen niet het minimale niveau voor een startkwalificatie om te kunnen meedoen in de samenleving. Het minimale niveau is vastgesteld op 2F. Vanaf niveau 2F spreekt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van ‘geletterdheid’. Dit niveau komt overeen met het eindniveau van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en mbo 2/3
een laaggeletterde wordt ook wel een functionele analfabeet genoemd
Slide 10 - Slide
Als je niet digitaal vaardig bent, ben je laaggeletterd
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Antwoord
Mensen die wel kunnen lezen, schrijven en rekenen maar onvoldoende digitale vaardigheden hebben, behoren niet tot de doelgroep laaggeletterden. Een oudere die zijn geldzaken niet online kan doen of niet online kan werken met een DigiD, maar wel goed is in taal en rekenen is niet
laaggeletterd.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Afasie
Slide 14 - Slide
Afasie is de verzamelnaam voor veel niet aangeboren hersenaandoeningen die met taal te maken hebben.
Er zijn veel soorten afasie.
Afasie komt door een storing in de zenuwbanen van de hersenen.
Slide 15 - Slide
Soorten afasie
motorische afasie: mensen spreken in telegramstijl.
sensorische afasie: mensen praten veel, maar zijn moeilijk te begrijpen.
andere soorten kunnen problemen opleveren met nazeggen woorden vinden, gelezen tekst niet begrijpen of juist gehoorde tekst niet kunnen verwerken. (Let op: dat is wat anders dan doof zijn.)
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Wil je de hele film zien?
https://www.youtube.com/watch?v=UZ2xp9DOLfs
Slide 18 - Slide
Afasie is...
A
aangeboren hersenletsel
B
niet aangeboren hersenletsel.
Slide 19 - Quiz
Afasie ontstaat vaak...
A
na een ongeluk.
B
na een herseninfarct.
C
A en B zijn allebei goed.
Slide 20 - Quiz
Afasie dat ontstaat na een herseninfarct gaat vaak redelijk goed over na verloop van een aantal jaar.
Afasie na een ongeluk is vaak blijvend.
Er zijn diverse behandelcentra verspreid door heel Nederland.
Slide 21 - Slide
Hoe ga je om met een laaggeletterde (hoe praat je tegen deze persoon)
Slide 22 - Mind map
Taalverschil
Slide 23 - Slide
Taalverschil Waar denken jullie aan?
Slide 24 - Mind map
Tolk
Zowel non-verbaal als verbaal
Hoeft geen professional te zijn, kan ook familie zijn
Slide 25 - Slide
Risico patienten
Slechte communicatie
Afname eigen regie
Onveilig/angstig gevoel
Slide 26 - Slide
Inzet hulpmiddelen
Pictogrammen, pijnkaart
Google translate
Vertaalapps
Inschakelen voorlichters eigen cultuur & taal
Filmpjes van handeling
Geestelijke verzorgende
Slide 27 - Slide
Storing bij communicatie in de groep
Slide 28 - Slide
Fasen binnen de groep
Slide 29 - Slide
Vorm stadium
De mensen kennen elkaar niet.
Er is geen verbondenheid.
De aandacht is vooral gericht op de centrale figuur, meestal de officiële teamleider.
In deze fase zal de teamleider zijn autoriteit moeten neerzetten en de autoriteit uitstralen die de leden van hem verwachten.
Of niet…
Slide 30 - Slide
Storm stadium
Fase van conflict en chaos.
Verschillen, Irritaties en conflicten komen aan de oppervlakte. Worden vaak openlijk uitgespeeld.
Elk teamlid streeft zijn eigen standpunten en belangen na.
Meer ik-gevoel dan wij-gevoel.
Sommige groepsrollen worden duidelijk.
Slide 31 - Slide
Norm stadium
De groepsnormen worden duidelijk.
Deelnemers accepteren hun groepsrol.
Samenwerking komt op gang, de manier waarop wordt soms expliciet vastgelegd.
Ieder teamlid wordt zich er van bewust dat hij de ander nodig heeft.
Slide 32 - Slide
Prestatie stadium
Geen individuen maar teamspelers.
Grote betrokkenheid bij elkaar en de teamdoelen.
Open communicatie, uitspreken van gevoel en het geven van feedback.
Een goed functionerend team.
Slide 33 - Slide
Afscheids stadium (evaluatie)
Een team zal weer uit elkaar vallen of deelnemers nemen afscheid.
Emoties rond het afscheid.
Als het team doorgaat, komen ze opnieuw in de forming fase.