2hv - chapitre 1 - Un, deux, splash

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

 Un, deux, splash

In deze les ga je aan de gang met grammatica. In dit grammatica gedeelte ga je oefenen met de passé composé. 

Aujourd'hui, 

c'est le...

Om de passé composée te maken, heb je het werkwoord avoir nodig. Het is belangrijk om het werkwoord avoir goed te kennen hiervoor.

Vul de juiste vorm in.

Tu ... des frères et soeurs?

Oui, j... un frère.

Il ... 14 ans.

Nous ... les mêmes amis.

Nos amis Kévin et Maël, ils ... une piscine dans leur jardin.

Vul de stam van het werkwoord ''werken''. (in het Frans)

Typ het voltooid deelwoord van ''zingen''.

Vul de juiste vorm in.

Tu ... ... de bonnes vacances?

Maak het antwoord compleet. Wat moet er op de puntjes staan?
''Oui, on ... ... des bonnes vacanes!''

Le soir, nous ... ... des frites. (eten)

Welke drie werkwoorden zijn onregelmatig bij de passé composé?

Schrijf ze op in het Frans.

Het voltooid deelwoord van avoir is... .

Schrijf de onregelmatige vorm op. (en français)

Het voltooid deelwoord van être is... .

Schrijf de onregelmatige vorm op. (en francais)

Het voltooid deelwoord van faire is... .

Schrijf de onregelmatige vorm op. (en francais)

(uit)eindelijk

1. ver
2. nul
3. enfin
4. car

la liberté

1. het weer
2. de berg
3. het eiland
4. de vrijheid

le/la jeune

1. de jongere
2. de zee
3. het vliegtuig
4. geweldig

in/naar England

1. en Allemagne
2. en Angleterre
3. En Belgique

pendant

1. bijna
2. tijdens
3. want
4. waarom

De leraren leggen uit

Het is warm

Je mag je boek gebruiken:
De eerste vakantiedag

Je mag je boek gebruiken:
Ik ben in Parijs geweest met mijn ouders

Qu'est-ce que c'est comme activité?

1. j'ai fait du kayak
2. j'ai fait du cheval
3. j'ai fait de la voile
4. j'ai fait du shopping

Qu'est-ce que c'est comme activité?

1. j'ai fait du shopping
2. j'ai joué au football
3. j'ai nagé dans la piscine
4. j'ai fait du kayak

Qu'est-ce que c'est comme activité?

1. j'ai fait du shopping
2. j'ai fait du SUP
3. j'ai nagé dans la piscine
4. j'ai fait du surf

La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.

Il neige

Il y a du soleil

Il pleut

Il fait -5 degrés

Il y a du vent

La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.

Il fait mauvais

Il fait chaud

Il fait froid

Il fait 22 degrés

il fait beau

Vertaal de volgende zin.

Ik ben naar Spanje geweest

Vertaal de volgende zin.

Mijn ouders zijn naar Marokko geweest.

Beantwoord de vraag in het Frans.

Quel temps faisait-il?

Beantwoord de volgende vraag in het Frans.

Quel temps faisait-il?

Benoem drie dingen die je hebt geleerd of
drie dingen die goed gingen vandaag.