di 23 jan Zinsdelen

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer starten de scholen weer?'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 4 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?
We beleven samen bijzondere tijden.
A
3 zinsdelen
B
4 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 5 - Quiz

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Op 11 mei starten de scholen weer.'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 6 - Quiz

Een normale / correcte zin bestaat uit minimaal:
A
1 zinsdeel
B
2 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
4 zinsdelen

Slide 7 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

Op straat spelen een paar jongens met een bal.
A
3 zinsdelen
B
9 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
4 zinsdelen

Slide 8 - Quiz

Wat is waar?

Tijdens het schoolfeest draaide een bekende dj fantastische muziek.
Deze zin bestaat uit ...
A
2 zinsdelen
B
3 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
5 zinsdelen

Slide 9 - Quiz

Verdeel de zin in vijf zinsdelen door de woorden naar de vakjes te slepen.
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school

Slide 10 - Drag question

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
maak
straks
mijn
opdrachten
wel

Slide 11 - Drag question

Opdracht: geef aan welke woorden bij hetzelfde zinsdeel horen. Begin vooraan in de zin (ik = zinsdeel 1). Dus er kunnen meerdere woorden in een zinsdeel zitten. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
vind
dit
onderdeel
van
Nederlands
leuk

Slide 12 - Drag question

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Niet
iedereen
kan
een
prijs
winnen
vandaag

Slide 13 - Drag question

Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts.

Slide 14 - Drag question

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Joris
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal

Slide 15 - Drag question

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school

Slide 16 - Drag question

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
Mijn
vriend
eet
een
broodje
kroket

Slide 17 - Drag question

Ik snap zinsdelen beter.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?

Persoonsvorm =
A
deze
B
hoeveel
C
heeft
D
zinsdelen

Slide 19 - Quiz

Ontleden in zinsdelen betekent...
A
zinsdelen zoeken
B
werkwoorden zoeken
C
kernzinnen zoeken
D
deelonderwerpen zoeken

Slide 20 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?

Persoonsvorm =
A
deze
B
hoeveel
C
heeft
D
zinsdelen

Slide 21 - Quiz

Huiswerk voor do 25 jan
Zinsdelen maken van een enkelvoudige zin.

Zet streepjes tussen de zinsdelen.
Zo oefenen we welke woorden bij een zinsdeel horen.
De opdrachten maken we in de les.






Slide 22 - Slide