This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Slide
Zinsdelen Hoeveel zinsdelen heeft de zin? 'Wanneer starten de scholen weer?'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 4 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin? We beleven samen bijzondere tijden.
A
3 zinsdelen
B
4 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 5 - Quiz
Zinsdelen Hoeveel zinsdelen heeft de zin? 'Op 11 mei starten de scholen weer.'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 6 - Quiz
Een normale / correcte zin bestaat uit minimaal:
A
1 zinsdeel
B
2 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
4 zinsdelen
Slide 7 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
Op straat spelen een paar jongens met een bal.
A
3 zinsdelen
B
9 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
4 zinsdelen
Slide 8 - Quiz
Wat is waar?
Tijdens het schoolfeest draaide een bekende dj fantastische muziek. Deze zin bestaat uit ...
A
2 zinsdelen
B
3 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
5 zinsdelen
Slide 9 - Quiz
Verdeel de zin in vijf zinsdelen door de woorden naar de vakjes te slepen.
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school
Slide 10 - Drag question
Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek.
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
maak
straks
mijn
opdrachten
wel
Slide 11 - Drag question
Opdracht: geef aan welke woorden bij hetzelfde zinsdeel horen. Begin vooraan in de zin (ik = zinsdeel 1). Dus er kunnen meerdere woorden in een zinsdeel zitten.
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
vind
dit
onderdeel
van
Nederlands
leuk
Slide 12 - Drag question
Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek.
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Niet
iedereen
kan
een
prijs
winnen
vandaag
Slide 13 - Drag question
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts.
Slide 14 - Drag question
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Joris
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal
Slide 15 - Drag question
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school
Slide 16 - Drag question
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
Mijn
vriend
eet
een
broodje
kroket
Slide 17 - Drag question
Ik snap zinsdelen beter.
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?
Persoonsvorm =
A
deze
B
hoeveel
C
heeft
D
zinsdelen
Slide 19 - Quiz
Ontleden in zinsdelen betekent...
A
zinsdelen zoeken
B
werkwoorden zoeken
C
kernzinnen zoeken
D
deelonderwerpen zoeken
Slide 20 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?
Persoonsvorm =
A
deze
B
hoeveel
C
heeft
D
zinsdelen
Slide 21 - Quiz
Huiswerk voor do 25 jan
Zinsdelen maken van een enkelvoudige zin.
Zet streepjes tussen de zinsdelen.
Zo oefenen we welke woorden bij een zinsdeel horen.